-
1 de wandelende jood
Wandering Jew -
2 de Wandelende Jood
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de Wandelende Jood
-
3 afdwalend
adj. deviated, digressive; wandering, stray -
4 afdwaling
n. deviation, digression; wandering, straying; lapse -
5 bard
n. bard, singer, poet; wandering singer storyteller -
6 doling
n. wandering, moving aimlessly from place to place; winding, twisting; loitering -
7 dwalend
adj. errant, straying, erring; roving, wandering, journeying -
8 nomadisch
adj. nomadic, nomad, wandering -
9 omzwerving
n. wandering -
10 zwervend
adj. wandering, vagrant, runabout, errant, migrant, migratory, nomad, nomadic, planetary -
11 een lui oog
een lui ooga lazy/wandering eye -
12 een wandelende nier
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een wandelende nier
-
13 jood
I 〈de〉1 [iemand die tot het joodse volk behoort/het joodse geloof aanhangt] Jew2 [afzetter, woekeraar] jew♦voorbeelden:de Wandelende Jood • the Wandering JewII 〈 het〉1 [scheikunde] iodine -
14 nier
-
15 omzwerving
♦voorbeelden: -
16 oog
1 [gezichtsorgaan, ook figuurlijk] eye4 [opening] eye5 [met betrekking tot kledingstukken] eye(let)7 [plantkunde] eye♦voorbeelden:een blauw oog • a black eyegoede ogen hebben • have good eyes/eyesighteen lui oog • a lazy/wandering eyezijn ogen bederven • ruin one's eyesgeen oog dichtdoen • not sleep a winkzijn ogen geloven/vertrouwen • believe/trust one's eyeshij had alleen oog voor haar • he only had eyes for herheb jij geen ogen? • haven't you got eyes in your head?ogen hebben van voren en van achteren • have eyes in the back of one's head〈 figuurlijk〉 dat heeft mij de ogen geopend • that opened my eyes/was an eye-opener for mezij maakte haar ogen op • she made up her eyesde ogen sluiten voor iets • close one's eyes to somethingzijn ogen uitkijken (aan iets) • stare one's eyes out (on something)iemand de ogen uitsteken • make someone jealous/green with envyzich de ogen uitwrijven • rub one's eyesaan één oog blind • blind in one eyeiemand iets onder vier ogen zeggen • say something to someone in privateik kan niet meer uit mijn ogen zien (van vermoeidheid) • I can't keep my eyes open (any more)〈 figuurlijk〉 kun je niet uit je ogen kijken? • can't you look where you're going?voor iemands ogen • in front of someone's (very) eyeszijn ogen de kost geven • take it all inzijn ogen zijn groter dan zijn maag • his eyes are bigger than his stomachzijn ogen in zijn zak hebben • not use one's eyes〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • an eye for an eye, a tooth for a toothmet een scheef oog kijken naar • look askance atzij kon haar ogen niet van hem afhouden • she couldn't take/keep her eyes off himzijn ogen laten gaan over • run one's eye overmet de ogen verslinden • devour with one's eyeseen gevaar onder ogen zien • recognise a dangeronder het waakzame oog van • under the watchful eye of(zo) op het oog • on the face of itiets/iemand op het oog hebben • 〈 figuurlijk, denken aan〉 have something/someone in mind, have one's eye on something/someone〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • keep/bear something in mindzijn oog viel op haar • his eye fell on her3 aan het oog onttrokken • hidden/concealed from view/sightzo ver het oog reikt • as far as the eye can seein het oog lopen/springen • catch the eyein het oog lopend • conspicuous, noticeablein het oog krijgen • catch sight ofuit mijn ogen! • get out of my sight!uit het oog raken • disappear from sightiets uit het oog verliezen • lose sight of something〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • out of sight, out of mindin hun ogen betekent hij niet veel • he doesn't amount to much in their eyesoog in oog staan met • come face to face within mijn ogen • in my opinion/view -
17 wandelend
1 walking♦voorbeelden:een wandelende nier • a floating kidneyeen wandelend woordenboek • a walking dictionary -
18 zwerftocht
♦voorbeelden:1 een zwerftocht door de stad maken • roam/wander through the cityop zijn zwerftochten • in his wanderings/rambles
См. также в других словарях:
Wandering — can refer to: *Wandering (dementia) *Wandering, Western Australia *Shire of WanderingIt may also refer to: *Wandering Albatross *Wandering Detective *Wandering Genie *Wandering Jew *Wandering set or no wandering domain theorem *Wandering Spirit… … Wikipedia
Wandering — Wan der*ing, a. & n. from {Wander}, v. [1913 Webster] {Wandering albatross} (Zo[ o]l.), the great white albatross. See Illust. of {Albatross}. {Wandering cell} (Physiol.), an animal cell which possesses the power of spontaneous movement, as one… … The Collaborative International Dictionary of English
wandering — index circuitous, discursive (digressive), incoherence, indirect, itinerant, labyrinthine, lost ( … Law dictionary
wandering — [wän′dəriŋ] adj. 1. that wanders; moving from place to place; roaming, roving, straying, etc. 2. nomadic: said of tribes, peoples, etc. 3. winding: said of rivers and roads n. 1. an aimless going about 2. [pl.] travels, esp. when extended and… … English World dictionary
wandering — wanderingly, adv. wanderingness, n. /won deuhr ing/, adj. 1. moving from place to place without a fixed plan; roaming; rambling: wandering tourists. 2. having no permanent residence; nomadic: a wandering tribe of Indians. 3. meandering; winding:… … Universalium
wandering — Moving about; not fixed; abnormally motile. [A.S. wandrian, to wander] * * * wan·der·ing wän də riŋ adj FLOATING <a wandering spleen> wandering n movement of a tooth out of its normal position esp. as a result of periodontal disease * * *… … Medical dictionary
wandering — I noun travelling about without any clear destination she followed him in his wanderings and looked after him • Syn: ↑roving, ↑vagabondage • Derivationally related forms: ↑vagabond (for: ↑ … Useful english dictionary
wandering — I. adjective Date: before 12th century characterized by aimless, slow, or pointless movement: as a. that winds or meanders < a wandering course > b. not keeping a rational or sensible course ; vagrant c. nomadic < wandering tribes > d … New Collegiate Dictionary
wandering — I (Roget s IV) modif. 1. [Wandering in space] Syn. roving, roaming, nomadic, meandering, restless, traveling, jaunting, trekking, drifting, straying, going off, strolling, ranging, prowling, ambulatory, ambulant, straggling, on the road,… … English dictionary for students
wandering — [[t]wɒ̱ndərɪŋ[/t]] ADJ: ADJ n Wandering is used to describe people who travel around rather than staying in one place for a long time. [LITERARY] ...a band of wandering musicians. Syn: itinerant … English dictionary
wandering — un·wandering; wandering; … English syllables