-
1 voorbijpraten
-
2 voorbijpraten
-
3 zijn mond voorbijpraten
zijn mond voorbijpraten————————zijn mond voorbijpraten -
4 zijn mond voorbijpraten
zijn mond voorbijpratenlet one's tongue run away with one, blab, spill the beansVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn mond voorbijpraten
-
5 de mond voorbijpraten
проговориться; сказать лишнее* * *гл.общ. проговориться, сказать лишнее -
6 zijn mond voorbijpraten
гл.общ. проговориться, сказать лишнее -
7 zijn mond voorbijpraten
sich verplappern -
8 zijn mond voorbijpraten
v. blab -
9 проговориться
vgener. de mond voorbijpraten, zich verpraten, zich verspreken, zijn mond voorbijpraten -
10 сказать лишнее
vgener. de mond voorbijpraten, zijn mond voorbijpraten -
11 проговориться
vgener. de mond voorbijpraten, zich verpraten, zich verspreken, zijn mond voorbijpraten -
12 сказать лишнее
vgener. de mond voorbijpraten, zijn mond voorbijpraten -
13 bean
n. boon; kleine uitvoeringsprogrammering bedoeld voor beperkt doel (bij Javataal op internet)--------v. een standje krijgen, ervan langs krijgen[ bie:n]1 boon♦voorbeelden: -
14 mouth
n. mond; bek; muil; monding; brutaal (een grote mond hebben)--------v. uitdrukken; mompelen; in de mond stekenmouth11 mond ⇒ muil, bek♦voorbeelden:have a foul mouth • vuilbekkenanother mouth to feed • alweer een mond (om) te voedenshut your mouth! • hou je mond/bek!keep one's mouth shut • niets verklappenit makes my mouth water • het is om van te watertandenit sounds odd in his mouth • uit zijn mond kt het gekout of someone's own mouth • met iemands eigen woordenmouth-to-mouth • mond op mond〈 informeel〉 down in the mouth • terneergeslagen, bedrukt, ontmoedigd→ wrong wrong/♦voorbeelden:————————mouth21 declameren ⇒ geaffecteerd (uit)spreken/zeggen -
15 shoot one's mouth off
-
16 spill the beans
-
17 mèche
mèche [mesĵ]〈v.〉4 boor♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 vendre la mèche • uit de school klappen, zijn mond voorbijpraten; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 uit de biecht klappen〈 informeel〉 il n'y a pas mèche • het is onmogelijk, het gaat nietf1) pit, wiek [kaars, lamp]2) lont3) haarlok4) boor5) tampon -
18 vendre la mèche
vendre la mècheuit de school klappen, zijn mond voorbijpraten; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 uit de biecht klappen -
19 mond
♦voorbeelden:ik heb het uit zijn eigen mond • je le tiens de sa propre bouche〈 figuurlijk〉 hij heeft een grote monddat is een hele mond vol • on en a plein la bouche〈 figuurlijk〉 met open mond naar iets kijken • regarder qc. bouche béeeen scheve mond • une bouche torduezijn mond nog vol hebben • avoir encore la bouche pleinemet een volle mond praten • parler la bouche pleinedoe je mond dan open! • mais il faut te faire entendre!dat gaat je mond voorbij • ça te passe sous le nezzijn mond houden • tenir sa languezijn mond opendoen • élever sa voixiemand de mond snoeren • imposer (le) silence à qn.de oppositie de mond snoeren • bâillonner l'opposition〈 figuurlijk〉 ga je mond maar spoelen! • quel langage ordurier!zijn mond staat geen ogenblik stil • c'est un moulin à parolesde mond vertrekken • faire un rictusbij monde van • par la bouche debepaalde woorden in de mond nemen • prononcer certaines paroleswat los in de mond zijn • 〈 lichtzinnig〉 parler sans réfléchir; 〈 onfatsoenlijk〉 avoir un langage peu soignédat woord ligt hem in de mond bestorven • il n'a que ce mot à la boucheiemand woorden in de mond leggen • faire dire qc. à qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in de mond geven • mettre les mots dans la bouche de qn.iemand naar de mond praten • caresser qn. dans le sens du poiliets uit zijn mond sparen • s'enlever les morceaux de la bouche(als) uit één mond spreken • tenir le même langage (que qn.)het gerucht ging van mond tot mond • la rumeur se répandit de bouche à oreilleheb je geen mond? • tu as avalé ta langue?zij heeft er geen mond over open gedaan • elle n'en a pas soufflé motzeven monden te voeden hebben • avoir sept bouches à nourrireen mond als een hooischuur • une bouche fendue jusqu'aux oreillesmet de mond vol tanden staan • en être (tout) interdit〈 spreekwoord〉 bitter in de mond maakt het hart gezond • ce qui est amer à la bouche, est doux au coeur -
20 vergalopperen
〈wederkerend werkwoord; zich vergalopperen〉 〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:
- 1
- 2