-
1 geven
1 [algemeen] donner2 [+ om][gesteld zijn op] être attaché (à)♦voorbeelden:1 de dokter geeft er wel wat voor • le docteur donnera qc. pour çaik geef er een gulden voor • j'en donne un florinmen gaf hem nog geen vijftig jaar • on ne lui donnait pas cinquante ansde kou gaf haar een kleur • le froid lui donnait des couleursop een gegeven ogenblik • à un moment donnégeef dat potlood hier! • donne-moi ce crayon!wat zal de toekomst geven? • que nous réserve l'avenir?een kind voor straf geen toetje geven • priver un enfant de dessertzich gewonnen geven • s'avouer vaincudat verhaal geeft te denken • cette histoire donne à penseriemand te drinken geven • donner à boire à qn.〈 sport en spel〉 wie moet er geven? • à qui la donne?het leven bestaat uit geven en nemen • dans la vie, il faut savoir faire des compromisiemand iets te verstaan geven • faire comprendre qc. à qn.iets er aan geven • abandonner qc.gegeven: een vierhoek ABCD • soit un quadrilatère ABCD〈 spreekwoord〉 het is zaliger te geven dan te ontvangen • il y a plus de bonheur à donner qu'à recevoirhet was hem niet gegeven … • il ne lui fut pas donné … 〈+ onbepaalde wijs〉geef op! • donne!niets om iemand, iets geven • n'attacher aucune valeur à qn., qc.weinig om iets geven • accorder peu d'importance à qc.3 wat geeft het? • qu'est-ce que ça fait?dat geeft niet • cela ne fait rienzulke fouten geven niet • des fautes comme ça importent peuiemand ervan langs geven • 〈 slaag〉 donner une bonne raclée à qn.; 〈 standje〉 donner son paquet à qn.niet thuis geven • 〈 niet ontvangen〉 ne pas être à la maison; 〈 niet reageren〉 faire la sourde oreille; 〈 niet meedoen〉 ne pas vouloir participeriets ten beste geven • jouer, réciter, déclamer qc.→ link=zalig zalig -
2 gelijk
gelijk1〈 het〉♦voorbeelden:iemand gelijk geven • donner raison à qn.daar heb je gelijk in • tu as raisongelijk heb je • tu as bien raisonhet gelijk aan zijn kant hebben • avoir le droit de son côtéhij heeft gelijk dat hij klaagt • il a raison de se plaindregelijk krijgen • obtenir gain de causezijn gelijk willen halen • vouloir avoir raisonin zijn gelijk staan • être dans son droitiets in het gelijk brengen • arranger qc.iemand in het gelijk stellen • donner gain de cause à qn.————————gelijk21 [algemeen] égal2 [de juiste tijd aanwijzend] à l'heure juste♦voorbeelden:in gelijke mate • au même degréeen schim gelijk • semblable à un spectreop gelijke toon • sur un ton uniformemet gelijke wapenen strijden • combattre à armes égalesop gelijke wijze • de façon identiquehet is mij gelijk • cela m'est égaltwee maal twee is gelijk vier • deux fois deux font quatredie stenen liggen niet gelijk • ces pierres ne sont pas au même niveaugelijk zijn aan • être égal àgelijk aan • égal àgelijk van humeur • d'humeur égalealle burgers zijn voor de wet gelijk • tous les citoyens sont égaux devant la loiII 〈 bijwoord〉2 [gelijkelijk] également3 [op hetzelfde punt] ensemble4 [tegelijk] en même temps♦voorbeelden:5 kom je gelijk even bij me langs? • tu passes tout de suite chez moi?————————gelijk3〈 voegwoord〉2 [Algemeen Zuid-Nederlands][om het even] n'importe♦voorbeelden: -
3 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
4 langs
langs1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:ik kom nog wel eens langs • je repasserai un de ces jourshij kwam net langs • il vient de passerik moet nog even bij het postkantoor langs • je dois encore passer au bureau de poste————————langs2〈 voorzetsel〉1 [in de lengte van] le long de2 [via; aan bij] par3 [voorbij] devant♦voorbeelden:langs de rivier wandelen • se promener le long de la rivièreer staan bomen langs de weg • des arbres bordent la route2 wil je even langs de bakker rijden? • est-ce que tu voudrais passer par la boulangerie?langs een brandgang ontsnappen • s'échapper par un coupe-feuhier langs, daar langs • par ici, par là3 iets langs zich heen laten gaan • laisser glisser; 〈m.b.t. handeling, woorden〉 laisser faire, laisser direzij praten langs elkaar heen • ils ne parlent pas la même langue; 〈 in discussie〉 ils ne parlent pas de la même chose -
5 piepen
1 [hoog geluid geven] 〈van deuren e.d.〉 grincer; 〈 van dieren〉 pousser de petits cris ⇒ 〈 van vogels, kinderen〉 piailler2 [klagend geluid geven] gémir3 [loeren] lorgner♦voorbeelden:een piepende muis • une souris qui couinehij piept gauw • il se lamente pour un rienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [klagend zeggen] gémir2 [pakken] rafler♦voorbeelden:'m piepen • filer (à l'anglaise) -
6 tippen
♦voorbeelden:¶ aan iemand niet kunnen tippen • ne pas arriver à la cheville de qn.1 [een inlichting geven] tuyauter2 [een fooi geven] donner un pourboire à3 [als vermoedelijke winnaar aanwijzen] donner favori♦voorbeelden: -
7 verklaren
1 [uitleggen] expliquer2 [interpreteren] interpréter3 [plechtig uitspreken] déclarer♦voorbeelden:een verklarend woordenboek • un dictionnaire explicatifdat laat zich verklaren • cela s'expliquedat verklaart heel wat • cela explique bien des chosesiemand schuldig verklaren • reconnaître qn. coupableII 〈wederkerend werkwoord; zich verklaren〉1 [mening te kennen geven] se déclarer2 [bedoeling te kennen geven] s'expliquer♦voorbeelden:1 zich voor iets verklaren • se déclarer pour qc. -
8 gevolg
♦voorbeelden:een onvermijdelijk gevolg • une conséquence inévitablegevolg geven aan een uitnodiging • accepter une invitationaan een plan gevolg geven • donner suite à un projetgevolg geven aan een bevel • se soumettre à un ordrede gevolgen niet kunnen overzien • ne pas pouvoir prévoir les conséquencesmet alle gevolgen van dien • avec tout ce qui s'ensuitten gevolge hebben • avoir pour conséquencede gevolgen ondervinden van • se ressentir de -
9 les
♦voorbeelden:les geven in iets • enseigner qc.hij kan je daarin een lesje geven • il pourrait t'en remontrer〈 figuurlijk〉 iemand de les lezen • faire la leçon à qn.een les opgeven • donner une leçon à apprendrelessen aan de volksuniversiteit • cours à l'université populaireles in tekenen • leçon de dessin -
10 teken
♦voorbeelden:een teken des tijds • un signe des tempsgeheimzinnige tekens • signes mystérieuxdat is een goed teken • c'est bon signedit is een veeg teken • c'est de mauvais auguretekenen van ongeduld geven • donner des signes d'impatienceeen teken geven om te beginnen • faire signe de commencertekenen die wijzen op … • des signes qui indiquent …, des signes de 〈+ zelfstandig naamwoord〉dat is een teken aan de wand • cela ne présage rien de bononze tijd staat in het teken van de computer • notre époque est placée sous le signe de l'ordinateurten teken van rouw • en signe de deuildat is een teken dat er regen komt • c'est signe qu'il va pleuvoir -
11 tik
tik1〈de〉♦voorbeelden:1 iemand tikken geven • donner des tapes à qn.iemand een tik om de oren geven • donner une gifle à qn.een tik op de deur • un petit coup à la porteiemand een tik op de vingers geven • taper sur les doigts de qn.————————tik21 [geluid van een lichte slag] toc!2 [sport en spel]touché! -
12 weergeven
1 [gestalte geven] rendre2 [reproduceren] reproduire♦voorbeelden:1 hij gaf de gevoelens van de vergadering weer toen hij zei … • il traduisait les sentiments de l'assemblée, en disant …zijn woorden letterlijk weergeven • reproduire ses paroles littéralementde koersen geven de stemming nauwkeurig weer • les cours reflètent exactement la tendance2 hifi-installaties geven orkestmuziek goed weer • les installations hi-fi reproduisent fidèlement la musique orchestrale -
13 wending
♦voorbeelden:zijn leven nam een andere wending • sa vie a pris un autre tournanteen andere wending geven aan iets • infléchir qc.een geheel andere wending • un revirementeen beslissende wending • un tournant décisifeen goede wending geven aan iets • donner une bonne direction à qc.een gunstige wending nemen • prendre une bonne tournureeen ongunstige wending nemen • prendre une mauvaise tournureeen onverwachte wending • un coup de théâtreeen wending ten goede nemen • prendre une bonne tournure -
14 best
best1〈de, het〉♦voorbeelden:je moet beter je best doen • il faut que tu fasses encore plus d'effortsop zijn best • au mieuxhij is op zijn best • il donne le meilleur de lui-mêmeiets ten beste geven • faire entendre qc.————————best21 [overtreffende trap van ‘goed’] le meilleur2 [van uitstekende kwaliteit] très bon/bonne3 [braaf] bon4 [bij aanspreekwoorden]cher/chère♦voorbeelden:de beste leerlingen van de klas • les meilleurs élèves de la classeje bent een bovenste beste • tu es une perlezij kwam als de beste uit de bus • elle se révéla être la meilleurehet beste van iets hopen • espérer que tout ira pour le mieuxhet beste van iets maken • faire pour le mieuxhet beste van het beste • ce qu'il y a de mieux→ link=eerste eersteII 〈 bijwoord〉1 [overtreffende trap van ‘goed’] le mieux2 [uitstekend] très bien3 [afzwakking] assez♦voorbeelden:deze plant doet het het best op een vochtige bodem • cette plante préfère les terrains humidesjij kent hem het beste • c'est toi qui le connais le mieuxje weet het best • tu le sais fort bienniet zo best • pas fameuxhoe gaat het? best • ça va? pas mal→ link=lest lesthet is best een goed boek • ce livre n'est pas malik vind het best lekker • ce n'est pas mauvais du toutdat is best moeilijk • c'est plutôt difficilehij heeft het er best moeilijk mee • à vrai dire c'est difficile pour luihet is best mogelijk • c'est bien possibledat zou best kunnen • cela se pourrait bienbest wel • bel et bienik heb er best wel onder geleden • je ne cache pas que j'en ai souffert -
15 houden
1 [algemeen] garder2 [vasthouden; niet laten vallen] tenir3 [geven] donner4 [tot stand brengen] faire5 [beheren] exploiter6 [+ voor][achten] prendre (pour)♦voorbeelden:de blik op iets gericht houden • fixer qc.zijn kleur houden • garder sa couleurzijn waarde houden • garder sa valeurdie melk kun je niet zo lang goed houden • ce lait ne se conserve pas longtempsje mag het houden • tu peux le garderlaten we het daar maar op houden, daarbij houden • restons-en làiemand eronder houden • tenir la bride haute à qn.het bij frisdrank houden • s'en tenir aux boissons non alcooliséeswe houden het op de 15e • d'accord pour le 15!iets voor zichzelf houden • garder qc. pour soi〈 figuurlijk〉 iets vóór zich houden • garder qc. pour soiiets erop na houden • avoir qc.(personen of zaken) niet (goed) uit elkaar kunnen houden • confondre (des gens ou des choses)twee zaken uit elkaar houden • faire la différence entre deux choses→ link=bruiloft bruiloft2 houd de dief! • au voleur!kun je mij wel houden? • tu me tiens?iemand bij de hand houden • tenir qn. par la mainmen houdt hem voor een expert • on le tient pour un expertik houd het voor bewezen • je considère cela comme un fait acquis1 [+ van][liefhebben] aimer2 [niet loslaten] tenir (bien)3 [het niet begeven] être solide♦voorbeelden:wij houden van elkaar • nous nous aimonsniet van dansen houden • ne pas aimer danserIII 〈wederkerend werkwoord; zich houden〉1 [+ aan][niet afwijken van] s'en tenir (à)3 [schijn aannemen] faire semblant d'être♦voorbeelden:hij kon zich niet langer goed houden • 〈 verdriet〉 il ne pouvait s'empêcher de pleurer; 〈 plezier〉 il ne pouvait s'empêcher de rirehoud je goed, taai! • tiens bon! -
16 kleuren
1 [kleur aannemen; blozen] rougir♦voorbeelden:hij kleurde tot achter zijn oren • il rougit jusqu'à la racine des cheveuxII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [kleur geven aan; overdrijven] colorer2 [laten blozen] faire rougir♦voorbeelden:♦voorbeelden:zij kleurt graag • elle aime beaucoup faire du coloriage -
17 te
te11 [in combinatie met hangen, liggen, lopen, staan, zitten] 〈 niet vertalen〉2 [doel, bestemming; in onvolledige en beknopte (bij)zinnen]à⇒ de 〈 soms niet vertalen〉3 [iets toekomstigs]à♦voorbeelden:2 iets te drogen hangen • mettre qc. à sécherte kennen geven • faire savoirtrachten te • essayer dete weten • à savoirzo te zien • à première vueer is veel te doen • il y a beaucoup à faireniet te vergeten • à ne pas oublier————————te2〈 bijwoord〉1 [algemeen] trop2 [+ vergrotende trap] d'autant♦voorbeelden:te laat • trop tardte veel • tropdat is een beetje té • ça dépasse les bornesdat gaat me te ver • il ne faut pas exagérerte is nooit goed • l'excès en tout est un défaut————————te3〈 voorzetsel〉1 [algemeen]à♦voorbeelden:te huur • à louerte land, ter zee en in de lucht • sur terre, sur mer et dans l'airte middernacht • à minuit -
18 tonen
1 [laten zien; aantonen] montrer2 [betonen] manifester♦voorbeelden:ik zal u tonen dat ik niet bang ben • je vous montrerai que je n'ai pas peurberouw tonen • témoigner du repentirvreugde tonen • manifester sa joie♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich tonen〉1 [betonen] se montrer♦voorbeelden: -
19 waar
waar1〈de〉♦voorbeelden:waar voor zijn geld krijgen, willen • en avoir, vouloir pour son argent————————waar21 vrai♦voorbeelden:1 een waar beeld geven van iets • donner une représentation fidèle de qc.de ware oorzaak • la cause réelledaar is geen woord van waar • il n'y a pas un mot de vrai dans tout celahet is maar al te waar • ce n'est que trop vrai't is toch niet waar! • ce n'est pas vrai?dat is waar gebeurd • c'est authentiquehet is te mooi om waar te zijn • c'est trop beau pour être vraihet bleek waar te zijn • cela s'avéra justeeerlijk waar! • (ma) parole (d'honneur)!niet waar? • n'est-ce pas?zo waar (als) ik leef, (als) ik hier sta • aussi vrai que je m'appelle Xiets niet voor waar aannemen • ne pas tenir qc. pour vraiwaar of niet? • vrai ou non?II 〈 bijwoord〉1 [algemeen]où♦voorbeelden:een probleem waar hij niet aan gedacht had • un problème auquel il n'avait pas penséwaar woon je? • où habites-tu?waar (dan) ook • où que ce soitwaar kom je vandaan? • d'où viens-tu?————————waar3〈 voegwoord〉 -
20 zoveel
zoveel1♦voorbeelden:¶ zoveel is zeker, dat … • toujours est-il que …————————zoveel2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:voor zoveel ik weet • pour autant que je sache————————zoveel31 [evenveel, min of meer bepaald] autant2 [veel, meestal onbepaald] tant♦voorbeelden:zoveel mogelijk • le plus possibleiemand zoveel mogelijk kansen geven • donner le maximum de chances à qn.hij werkt zoveel hij kan • il travaille autant qu'il peutdat scheelt altijd zoveel • c'est toujours ça de gagnézoveel zijn er niet! • il n'y en a pas trente-six!net zoveel • (tout) autantdat is tweemaal zoveel • ça fait deux fois autantzoveel werk • tant de travailzoveel geef ik er niet om • je n'y tiens pas particulièrementhij is zoveel als stuurman • il est bel et bien pilotedat betekent zoveel als niets • c'est insignifiantzoveel betekenen als • équivaloir à
Перевод: со всех языков на французский
с французского на все языки- С французского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский