-
1 près
près1 [pre]〈 bijwoord〉1 dichtbij ⇒ nabij, vlakbij♦voorbeelden:à beaucoup près • bij lange na nietà cela près • behalve dat, op dat naà un franc près • op één frank naà peu près • ongeveer, zowatà peu de chose près • vrijwel, nagenoegà très peu près • het scheelt weinigde près • van dichtbij, goed; nauwkeurigde près ou de loin • op de een of andere manierni de près ni de loin • op geen enkele manierregarder de près • goed uitkijken, oppassenne pas y regarder de si près • het niet zo nauw nemenun à peu près • een ruwe benaderingil n'en est pas à cela près • dat is hem om het even————————〈 voorzetsel〉1 dichtbij ⇒ naast, tegen♦voorbeelden:tout près d' ici • hier vlakbij1. adv 2. près (de)prép1) naast, tegen2) bijna -
2 pas
pas1 [paa]〈m.〉1 pas ⇒ schrede, (voet)stap, (voet)spoor2 tred ⇒ gang, loop3 pas ⇒ doorgang, engte, drempel♦voorbeelden:faire les cent pas • ijsberensalle des pas perdus, les pas perdus • grote halallonger, presser le pas • sneller gaan lopen, 't tempo verhogen, zich haastenarriver sur les pas de qn. • vlak na iemand aankomendoubler le pas • zijn pas versnellenétalonner son pas • zijn passen afmetenmarcher sur les pas de qn. • iemand (na)volgenmarquer le pas • pas op de plaats makenmettre qn. au pas • iemand in het gareel laten lopenne pas quitter qn. d'un pas • voortdurend achter iemand aan lopenretourner, revenir sur ses pas • op zijn schreden terugkeren, een andere koers inslaanà deux, quatre pas (d'ici) • vlakbij, (hier)naastà pas comptés • met afgemeten passenavancer à grands pas • grote vooruitgang boeken, met rasse schreden vooruit gaanà pas de loup • op de tenen (sluipend), heel zachtjespas à pas • stapje voor stapje, voorzichtig aancela ne se trouve pas dans, sous le pas d'un cheval • dat ligt niet voor 't oprapen, dat groeit iemand maar niet op de rugpas de l'oie • ganzenpas, paradepasà pas de tortue • met een slakkengangetjeà pas de velours • zachtjes sluipendau pas • in de pas, stapvoetsau pas de course, au pas de gymnastique • in looppasse mettre au pas • zich schikken, zich aanpassenrouler au pas • stapvoets rijdende ce pas • direct, nu meteen, stante pedepas de (la) porte • drempelêtre dans un mauvais pas • zich in een lastig parket bevindentirer qn. d'un mauvais pas • iemand uit de puree helpencéder le pas à qn. • iemand laten voorgaanprendre le pas sur qn. • voor iemand uitlopen, iemand achter zich laten 〈 ook figuurlijk〉sauter, franchir le pas • de sprong wagen; stervenpas de vis • spoed, schroefgang————————pas2 [paa]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 si c'est pas malheureux! • wat erg!, erg is dat!pas mal de • heel watne pas, ne … pas • nietpas plus que lui • evenmin als hij, niet meer dan hijpas du tout • helemaal nietpas un(e) • geen enkele, niemandcomme pas un • als geen anderil ne sait pas parler • hij kan niet sprekenil sait ne pas parler • hij weet z'n mond te houden1. m1) pas, voetstap2) tred, loop3) doorgang, engte, drempel2. advniet, geen -
3 porte
porte [port]〈v.〉3 poort ⇒ bergengte, -pas♦voorbeelden:porte de communication • tussendeurporte d'entrée • ingangporte de secours • nooduitgangporte de service • personeelsingangporte à tambour • draaideurporte cochère • koetspoortporte coulissante, roulante • schuifdeurporte vitrée • glazen deurfaire du porte à porte • huis aan huis verkopenfermer, refuser sa porte à qn. • iemand de toegang tot z'n huis ontzeggenfermer sa porte au nez de qn. • iemand bruut wegjagenforcer la porte de qn. • bij iemand binnendringenfrapper à la bonne porte • bij de juiste persoon aankloppenfrapper à toutes les portes • overal om hulp aankloppenmettre qn. à la porte • iemand de deur uitzetten, iemand wegsturenouvrir la porte à qc. • de deur voor iets openzettenouvrir la porte à qn. • iemand gastvrij ontvangenpasser la porte • weggaan; ontslagen wordenporte à porte • naast elkaarà la porte! • d'r uit!à ma (ta, sa …) porte • vlakbij (huis), om de hoekde porte à porte, de porte en porte • van huis tot huis2 les portes de Paris • de invals-, uitvalswegen van Parijsaux portes de • onder de rook van, vlakbijêtre aimable comme une porte de prison • erg onvriendelijk zijnf1) deur2) poort3) toegang -
4 bout
bout [boe]〈m.〉3 stukje ⇒ eindje, deeltje♦voorbeelden:1 manger du bout des dents • met lange tanden eten, kieskauwenrire du bout des dents, des lèvres • flauwtjes lachensavoir, connaître qc. sur le bout du doigt • iets op z'n duimpje kennenavoir de l'esprit jusqu'au bout des doigts, des ongles • heel geestig zijnbout filtre • filtermondstukavoir un mot sur le bout de la langue • een woord voor op de tong hebben liggenparler du bout des lèvres • prevelenle bout du nez • het topje van de neusse laver le bout du nez • een kattenwasje doenne pas voir plus loin que le bout de son nez • niet verder kijken dan zijn neus lang ismener qn. par le bout du nez • iemand naar zijn pijpen laten dansenle bout de l'oreille • het tipje van het oormontrer le bout de l'oreille • zich verradenle bout du sein • de tepeltenir le bon bout • op de goede weg zijnjoindre les deux bouts • de eindjes aan elkaar knopenbout à bout • tegen elkaar aanmettre bout à bout • aaneenvoegenpousser qn. à bout • iemand razend, radeloos makenà tout bout de champ • om de haverklaptirer à bout portant • van heel dichtbij schietend' un bout à l'autre • van het begin tot het eindede bout en bout • van het begin tot het eindeon ne sait par quel bout le prendre • je weet niet hoe je met hem om moet gaanêtre à bout de nerfs • op zijn van de zenuwenêtre à bout • ten einde raad zijnmener à bout • tot een goed einde brengenma patience est à bout • mijn geduld is opvenir à bout de qc. • iets klaarspelen, bolwerkenvenir à bout d'un travail • een karwei klarenvenir à bout de qn. • iemands weerstand brekenau bout de • aan het einde van, na afloop van, na〈 figuurlijk〉 au bout du compte • per slot van rekening, tenslottejusqu'au bout des ongles • door en door, op-en-topaller jusqu'au bout • tot het uiterste (door)gaan, doorzetten〈 film〉 bout d'essai • screentest, proefopnameun bout d'homme • een klein mannetjeun bout de lettre • een kort briefjeun bon bout de temps • een flinke tijdfaire un bout de toilette • een kattenwasje doendu bout des doigts • héél voorzichtigm1) einde2) uiteinde, top, punt3) afloop, verloop4) stukje, eindje -
5 proche
proche [prosĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., meervoud, bijwoord〉♦voorbeelden:de proche en proche • hoe langer hoe meer, langzamerhandadj1) dichtbij, naast2) nabij, ophanden -
6 serrer
serrer [serree]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)drukken ⇒ (stevig) vasthouden, klemmen2 dicht op, bij, tegen elkaar zetten ⇒ op elkaar drukken, vastdraaien ⇒ 〈 boekwezen, tekst〉 inschikken4 vlakbij komen ⇒ in het nauw drijven, wegdrukken♦voorbeelden:serrer qn. dans ses bras • iemand in de armen sluiten, omarmenserrer qn. à la gorge • iemand bij de keel grijpen, wurgenserrer les poings • zijn vuisten ballenserrer son sujet • bij zijn onderwerp blijvenserrer une traduction, un texte • zeer nauwkeurig vertalen4 serrer sa droite • uiterst rechts rijden, meer naar rechts rijdenserrer qn. de près • iemand op de hielen zittenserrer de près un problème • diep ingaan op een probleem1 dichter bij elkaar gaan zitten ⇒ opschuiven, opschikkenv1) voorsorteren2) vastdruk-ken7) opbergen -
7 vue
vue [vuu]〈v.〉3 uitzicht ⇒ aanzicht, panorama4 waarneming ⇒ schouwspel, aanblik5 afbeelding ⇒ gezicht, kiekje6 denkbeeld ⇒ standpunt, inzicht♦voorbeelden:avoir la vue longue • verziend zijnavoir la vue perçante • scherpe ogen hebbenperdre la vue • het gezichtsvermogen verliezengarder qn. à vue • iemand streng bewaken (zonder hem uit het oog te verliezen)payable à vue • op zicht betaalbaarà première vue • op het eerste gezichtà la vue de tous • publiekelijkà vue d' oeil • zo op het oog, zienderogenconnaître qn. de vue • iemand van gezicht kennenperdre de vue • uit het gezicht verliezenen vue • zichtbaar; vooraanstaandle succès est en vue • het succes is vlakbijun personnage en vue • een vooraanstaand iemandhors de vue • uit het gezicht (verdwenen)vue de face • vooraanzichtà courte vue • kortzichtigavoir des vues sur qn. • iets met iemand voorhebben, aan iemand denken; een oogje op iemand hebbenavoir en vue • van plan zijn, op het oog hebbenen vue de • (met het doel) omla seconde, double vue • het tweede gezicht, helderziendheidf1) gezichtsvermogen, (het) zien2) zicht, blik3) uitzicht, aanzicht4) waarneming5) afbeelding, kiekje6) denkbeeld, standpunt7) bedoeling -
8 aux portes de
aux portes deonder de rook van, vlakbij -
9 il n'y a qu'un pas
-
10 le succès est en vue
le succès est en vue -
11 à deux, quatre pas
à deux, quatre pas (d'ici)vlakbij, (hier)naast -
12 à ma porte
à ma (ta, sa …) portevlakbij (huis), om de hoek -
13 proche de
(tout) proche de -
14 tout près
tout près -
15 tout près d' ici
tout près d' ici -
16 à bout portant
à bout portantvlakbij; 〈 figuurlijk〉op de man af, in 't gezicht
См. также в других словарях:
Disappearance of Madeleine McCann — … Wikipedia
Wellingtonrenbaan — 51° 13′ 23″ N 2° 54′ 00″ E / 51.223056, 2.9 … Wikipédia en Français
Hippodrome d'Ostende — 51° 13′ 23″ N 2° 54′ 00″ E / 51.223056, 2.9 … Wikipédia en Français
Amelanderkaap 109 — (Холлум,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Oosterhiemweg 1 109, 9161 CZ Холлум … Каталог отелей