-
1 run wild
-
2 brutalize
v. ontmenselijken, verdierlijkenbrutalize, brutalise[ broe:tlajz] 〈zelfstandig naamwoord: brutalization〉1 verwilderen ⇒ ontmenselijken, verdierlijken -
3 degrade
v. kleineren, vernederen[ digreed]1 degenereren ⇒ ontaarden, verwilderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 degraderen ⇒ achteruit/terugzetten♦voorbeelden: -
4 wild
adj. wild; woest; ongecontroleerd; kwaad; te keer gaan; stormachtig; niet natuurlijk--------adv. wild; ongecontroleerd; doelloos--------n. woestenij, wildernis; (vrije) natuur; (in het) wildwild1[ wajld]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; the; vaak meervoud〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————wild2〈 wildness〉3 onbeheerst ⇒ onstuimig, grillig, losbandig6 dol ⇒ gek, waanzinnig7 woest ⇒ woedend, razend♦voorbeelden:drive wild • gek makengo wild • gek wordenwild idea • fantastisch ideea wild guess • een gok/gissing in het wilde weg, zomaar een gokwild horses wouldn't get/drag it from/out of me! • voor geen geld ter wereld vertel ik hethe has sown his wild oats • hij is zijn wilde haren kwijtwild camping • vrij kamperenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 woest ⇒ enthousiast, dol♦voorbeelden:————————wild3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
wil|der — «WIHL duhr», Poetic or Archaic. –v.t. to bewilder. –v.i. to lose one s way; be perplexed. ╂[apparently < wilderness, on analogy of wander. Compare Middle Dutch verwilderen.] … Useful english dictionary