-
1 vertragen
vertragen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
2 Sport und Rauchen vertragen sich nicht miteinander
Sport und Rauchen vertragen sich nicht miteinanderWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Sport und Rauchen vertragen sich nicht miteinander
-
3 jetzt könnte ich einen Schnaps vertragen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jetzt könnte ich einen Schnaps vertragen
-
4 slack up
vertragen -
5 to decelerate
vertragen -
6 to slow up
vertragen -
7 замедлить
vertragen, uitstellen -
8 slow up
-
9 decelerate
v. vertragen, snelheid verminderen[ die:selləreet] 〈zelfstandig naamwoord: deceleration〉1 vertragen ⇒ afremmen, vaart minderen♦voorbeelden: -
10 retard
-
11 slow
adj. langzaam; moeilijk te vatten; verlaat (klok), achterlopen; zwaar; zaai--------adv. langzaam--------v. vertragenslow1[ sloo] 〈bijvoeglijk naamwoord; slowness〉1 langzaam ⇒ traag; geleidelijk♦voorbeelden:a slow job • een karwei dat veel tijd kostslow poison • langzaam werkend vergifI had a slow puncture • mijn band liep langzaam leegslow train • boemeltreinslow oven • laagbrandende ovenslow party • vervelend feestje〈 sport〉 a slow pitch/court • een trage pitch/baanbe slow of wit • traag van begrip zijnbe slow to anger • niet gauw kwaad worden————————slow2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:slow down • het kalmer aan doenslow up • minder energie hebben————————slow3〈 bijwoord〉1 langzaam♦voorbeelden:go slow • het langzaam aan doen -
12 ralentir
ralentir [raalãtier]1 vaart, snelheid minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertragen ⇒ matigen, afremmen♦voorbeelden:ralentir le pas • de pas inhouden1 langzamer gaan, verlopen ⇒ verflauwen, afzwakkenv2) vertragen, afremmen -
13 retarder
retarder [rətaardee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) achterlopen2) later komen3) vertragen4) ophouden5) achteruitstellen [klok]6) uitstellen -
14 задерживать
ophouden, tegenhouden ; vertragen, rekken ; inhouden, vasthouden ; aanhouden -
15 задержать
ophouden, tegenhouden ; vertragen, rekken ; inhouden, vasthouden ; aanhouden -
16 затягивать
dichttrekken, aanhalen ; vertragen ; betrekken -
17 затянуть
dichttrekken, aanhalen ; vertragen ; betrekken -
18 тянуть
trekken, slepen ; treuzelen, vertragen -
19 задерживать
vgener. achterhouden, ophouden, oppakken, overhouden, stremmen, aanhouden, achterwege houden, beletten, gevangennemen, houden, in zijn vaart stuiten, inhouden, knippen (преступника и т.п.), ondervangen, opvangen, stuiten, tegenhouden (человека), vasthouden, vatten, vertragen, wederhouden, weerhouden, weren -
20 замедлять
vgener. afremmen, vertragen, verlangzamen
См. также в других словарях:
vertragen — vertragen … Deutsch Wörterbuch
Vertragen — Vertragen, verb. irreg. act. S. Tragen, welches nach Maßgebung beyder Theile der Zusammensetzung in verschiedener Bedeutung vorkommt. 1. Durch Tragen verbrauchen, doch nur von Kleidungsstücken. Ich will das Kleid noch vollends vertragen.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
vertragen — V. (Mittelstufe) etw. psychisch oder physisch aushalten Synonyme: ertragen, abkönnen (ugs.) Beispiele: Ich konnte die Kälte nicht mehr vertragen, und deshalb ging ich nach Hause. Ältere Leute vertragen die Hitze nicht gut … Extremes Deutsch
vertragen — verknusen (umgangssprachlich); abkönnen (umgangssprachlich); aushalten * * * ver|tra|gen [fɛɐ̯ tra:gn̩], verträgt, vertrug, vertragen: 1. <tr.; hat widerstandsfähig genug (gegen etwas) sein: er kann die Hitze gut vertragen; sie verträgt keine… … Universal-Lexikon
Vertragen — 1. Drei vertragen sich selten zusammen: eine breite Landstrasse, ein schiffbarer Strom und ein mächtiger Herr; der letztere sucht die Herrschaft über die beiden ersten. 2. Lern vertragen ohne klagen, kannst nur vertragen, als man dich thut jagen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
vertragen — ver·tra̲·gen1; verträgt, vertrug, hat vertragen; [Vt] 1 etwas vertragen bestimmte äußere Einflüsse (wie z.B. Hitze oder Lärm) ↑aushalten (1), ohne Schaden zu nehmen <keine Hitze, keine Sonne, keinen Rauch, keine Hektik, keine Aufregung… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
vertragen — a) aushalten, ausstehen, erdulden, ertragen, fertigwerden mit, hinnehmen, umgehen können mit, verkraften, verschmerzen; (geh.): verwinden; (bes. nordd. ugs.): abkönnen; (landsch.): abhalten. b) bekommen, guttun, zuträglich sein. sich vertragen… … Das Wörterbuch der Synonyme
vertragen — Vertrag, vertragen ↑ tragen … Das Herkunftswörterbuch
vertragen — ver|tra|gen; Zeitungen vertragen (schweizerisch neben austragen) … Die deutsche Rechtschreibung
vertragen können — vertragen können … Deutsch Wörterbuch
vertragen, sich — sich vertragen V. (Mittelstufe) ohne Streit leben Synonyme: auskommen, sich verstehen, sich versöhnen Beispiele: Sie verträgt sich nicht mit ihrem Schwiegervater. Die beiden haben sich wieder vertragen … Extremes Deutsch