-
1 vermögend
-
2 vermogend
riko, rikuDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > vermogend
-
3 богатый
vermogend, bemiddeld -
4 reich
♦voorbeelden:1 reich begütert • zeer vermogend, welgesteldeine reiche Ernte • een rijke, overvloedige oogstsie hat reiches Haar • ze heeft een welige haardosein reiches Wissen haben • grote kennis bezittenreich gegliedert • veelsoortig, rijk gevarieerdreich geschmückt • rijk versierdreich geschnitzt • rijk aan houtsnijwerk -
5 a man of property
-
6 man of means/substance/property
man of means/substance/propertybemiddeld/vermogend man -
7 man of substance
-
8 man
interj. "man", uitdrukking of gevoel dat geen werkelijke betekenis heeft (als in "Man, that was a hard task to do", "Man, I am so tired")--------n. man; mens; kerel; echtgenoot; voorwerp (bij een spel)--------v. bemannen, bezettenman1♦voorbeelden:man of figure/mark • man van formaatman of God • priester/domineeman of honour • man van eerman of means/substance/property • bemiddeld/vermogend manman of men • voortreffelijk mensthe man in/on the street • de gewone/doorsnee manman about town • man van de wereld, playboyman and wife • man en vrouwman of his word • een man van zijn woordman of the world • iemand met mensenkennis/ervaringmy (good) man! • m'n beste kerel!the very man • de persoon die men nodig heeft, net wie men zochtdrowning man • drenkelingit is not in a man • dat kan een mens niet(as) man to man/ (as) one man to another • van man tot manthe rights of Man • de mensenrechtento the last man • tot op de laatste manevery man for himself • ieder voor zichman for man • stuk voor stukas a/one man • als één manso many men, so many minds • zoveel hoofden, zoveel zinnen〈 spreekwoord〉 man proposes, God disposes • de mens wikt, God beschikt3 officers and men • officiers en soldaten/manschappenI'm your man • op mij mag/kan je rekenen4 make a man of • volwassen/een man maken vanmake men out of • mannen maken vanplay the/try to be a man • zich stoer houdenbe man enough to • mans genoeg zijn omhalf a man • slappelingmade man • geslaagd manbe enough of a man to • wel zo f zijn om te(all) to a man • eensgezind→ bread bread/, dead dead/, grand grand/, heart heart/, meat meat/, odd odd/, old old/, price price/, young young/————————man2〈werkwoord; manned〉♦voorbeelden:man a post • een post bezetten————————man3〈 tussenwerpsel〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉1 sjonge! -
9 property
n. bezit; goed; eigendom; onroerend goed; eigenschap; goede eigenschap; onderdeel[ proppətie] 〈meervoud: properties〉♦voorbeelden: -
10 substance
n. substantie; materiaal; inhoud; wezen, bestaan[ substəns]1 substantie ⇒ wezen, essentie; stof, materie; kern, hoofdzaak; vastheid♦voorbeelden:man of substance • rijk/vermogend manin substance • in hoofdzaak/wezenof little substance • met weinig substantie/inhoud -
11 substantial
adj. sterk, stevig; aanmerkelijk, belangrijk; grondig, essentieel[ səbstænsjl]1 substantieel ⇒ wezenlijk, werkelijk, aanzienlijk; stoffelijk; degelijk, solide; belangrijk; vermogend♦voorbeelden:substantial meal • stevige/krachtige maaltijd -
12 wealthy
-
13 well-heeled
-
14 powered
adj. gemotoriseerd; vermogend -
15 well fixed
adj. rijk, vermogend; goed af; financieel goed af; welgesteld -
16 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
17 fortune
fortune [fortuun]〈v.〉1 fortuin ⇒ vermogen, bezit, rijkdom♦voorbeelden:avoir de la fortune • vermogend zijnfaire fortune • rijk wordenrevers de fortune • tegenspoedbonne fortune • geluk, fortuin, succes in de liefdemauvaise fortune • tegenspoedfaire contre mauvaise fortune bon coeur • tegenspoed gemakkelijk opnemendîner à la fortune du pot • eten wat de pot schaftinviter qn. à la fortune du pot • iemand vragen mee te etententer fortune • zijn geluk beproevende fortune • provisorisch, voorlopigf1) fortuin, rijkdom2) toeval, kans3) noodlot -
18 riche
riche [riesĵ]2 rijk ⇒ weelderig, overvloedig♦voorbeelden:être riche à millions • schatrijk, steenrijk zijnrichement vêtu • zeer goed, duur gekleedça fait riche • dat staat chicmarier richement sa fille • zijn dochter aan een rijke partij ten huwelijk gevenon ne prête qu'aux riches • men leent slechts aan de rijkenun riche • rijkaardun nouveau riche • parvenuune riche idée • een uitstekend ideec'est une riche nature • die heeft heel wat in zichriche de, en • rijk aan, voladj -
19 avoir de la fortune
avoir de la fortune -
20 avoir du bien
avoir du bien
- 1
- 2
См. также в других словарях:
vermögend — vermögend … Kölsch Dialekt Lexikon
vermögend — vermögend … Deutsch Wörterbuch
vermögend — Adj. (Aufbaustufe) viel Geld besitzend, wohlhabend Synonyme: begütert, gut situiert, reich, betucht (ugs.), zahlungskräftig (ugs.) Beispiel: Seine Eltern sind sehr vermögend … Extremes Deutsch
vermögend — ↑potent … Das große Fremdwörterbuch
vermögend — begütert, bemittelt, finanzstark, gut situiert, reich, wohlhabend; (österr.): situiert; (schweiz.): hablich; (bildungsspr.): potent; (ugs.): betucht, schwerreich, zahlungskräftig; (salopp emotional verstärkend): stinkreich; (bayr., österr. oft… … Das Wörterbuch der Synonyme
vermögend — begütert; gut betucht; finanzstark; geldig (umgangssprachlich); reich; finanzkräftig; betucht; potent (umgangssprachlich); bemittelt; w … Universal-Lexikon
vermögend — vermögen, Vermögen, vermögend ↑ mögen … Das Herkunftswörterbuch
vermögend — ver·mö̲·gend Adj; nicht adv; mit einem großen ↑Vermögen (1) ≈ reich … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
vermögend — ver|mö|gend … Die deutsche Rechtschreibung
De Interpretatione — Bei der Lehre vom Satz (lateinischer Titel: De interpretatione, griechischer Titel: Peri hermeneias Περὶ ἑρμηνείας) handelt es sich um das zweite Buch des Organon, eines Werkes des Philosophen Aristoteles. Im Organon klärt Aristoteles… … Deutsch Wikipedia
De interpretatione — Bei der Lehre vom Satz (lateinischer Titel: De interpretatione, griechischer Titel: Peri hermeneias Περὶ ἑρμηνείας) handelt es sich um das zweite Buch des Organon, eines Werkes des Philosophen Aristoteles. Im Organon klärt Aristoteles… … Deutsch Wikipedia