-
1 verlening
оказание; предоставление; присвоение* * *сущ.1) общ. предоставление (кредита, прав, помощи и т.п.), надставка, наращение, продление, продолжение2) спорт. добавочное время -
2 commission
n. commissie; verlening van een acad. of andere graad--------v. opdracht; benoeming tot officiercommission1[ kəmisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 opdracht♦voorbeelden:————————commission2〈 werkwoord〉 -
3 conferment
n. verlening -
4 pardon
n. pardon; vergiffenis; gratie--------v. vergeven; gratie verlenen; vergiffenis schenkenpardon, wat zei u?————————pardon1[ pa:dn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:general pardon • amnestiepardon • pardon, wat zei u?————————pardon2〈 werkwoord〉1 vergeven ⇒ genade/vergiffenis schenken, een straf kwijtschelden♦voorbeelden: -
5 добавочное время
adjsports. verlenging, verlening -
6 надставка
-
7 наращение
ngener. verlenging, verlening -
8 предоставление
ngener. gunning, (aan) toewijzing, (кредита, прав, помощи и т.п.) verlening, verstrekking, voorziening -
9 продление
ngener. extensie, prolongatie, verlening -
10 продолжение
1. adjgener. vervolgdeel2. ngener. continuatie, voortgang, duur, verlening, vervolg, vervolgbundel, voortzetting -
11 administration
n. beheer; administratie; regering[ ədminnistreesjn]1 beheer ⇒ administratie, bestuur3 toediening ⇒ uitreiking, verlening♦voorbeelden:1 the administration of an estate • het beheer van een nalatenschap/bezit -
12 concession
n. concessie; concessie (gebruiksrecht)[ kənsesjn]2 concessie(verlening) ⇒ vergunning, tegemoetkoming -
13 delegation
n. delegatie, gezantschap, benoemen (van een afvaardiging)[ delligeesjn]2 machtiging ⇒ verlening van volmacht, delegering -
14 dub
v. noemen; omdopen tot; de bijnaam geven; synchroniseren; verlening van titel2 noemen ⇒ (om)dopen (tot), de bijnaam geven van -
15 free pardon
-
16 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
17 service
adj. van dienst--------n. dienst; strijdkracht; service; servies; religieuze ceremonie, dienst--------v. bedienen; verzorgen, nazien, onderhouden; dekken (v. dieren)service1[ sə:vis]1 dienst ⇒ (overheids)instelling, bedrijf6 onderhoudsbeurt ⇒ onderhoud, service7 servies♦voorbeelden:the (fighting) services • de strijdkrachtenthe U.S. Army saw service in Europe • het Amerikaanse leger heeft in Europa gevochten→ senior senior/1 dienstbaarheid ⇒ dienst, het dienen/dienstbaar zijn♦voorbeelden:be in/go into service • in de huishouding (gaan) werkenat your service • tot je/uw dienstis it of any service to you? • heb je er iets aan?, kun je het gebruiken?————————service2〈 werkwoord〉 -
18 being privileged
Bevoorrecht zijn (vrijgesteld worden; verlening van privilege) -
19 impartment
n. verlening, verschaffing -
20 lending
n. lening; verlening; gift
Страницы
- 1
- 2