-
1 foul up
-
2 fucking up
verknoeien,vernielen -
3 muff
n. mof; "misser" (in voetbalspel); niet slagen--------v. de boel verknoeien; verknoeienmuff1[ muf] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 mof♦voorbeelden:————————muff2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 botch
n. verknoeien--------v. verknoeienbotch11 knoeiwerk ⇒ knoeiboel, puinhoop♦voorbeelden:————————botch21 verknoeien ⇒ een puinhoop maken van, doen mislukken2 oplappen ⇒ slecht/slordig repareren♦voorbeelden:botch it up • het verknallen -
5 hash
n. gehakt vlees; hasjiesj--------v. (fijn)hakkenhash1[ hæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hachee♦voorbeelden:————————hash2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 mangle
n. mangel, strijkapparaat--------v. verscheuren; havenen; verminken; verknoeien; glad maken, strijkenmangle1[ mænggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 mangel————————mangle2〈 werkwoord〉1 mangelen ⇒ door de mangel/wringer draaien♦voorbeelden:mangle words • woorden verhaspelen -
7 mess up
in de war sturen, verknoeien; smerig/vuil maken; ruw aanpakken, toetakelen; in moeilijkheden brengenmess up〈 informeel〉2 smerig/vuil maken♦voorbeelden: -
8 muck up
v. bevuilen; verknoeien, in de war gooienmuck upbevuilen, verknoeien, in de war gooien -
9 screw up
opschroeven, opvijzelen; aanschroeven; dichtschroeven; oprollen; samenknijpen; verprutsen, verknoeien; in de war brengenscrew up1 verwringen ⇒ verdraaien, verfrommelen♦voorbeelden: -
10 alloy
n. legering, metaalmengsel--------v. legeren; mengen; kapotmakenalloy1[ æloj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————alloy22 bederven ⇒ beschadigen, verknoeien -
11 bedevil
v. mishandelen, uitvloeken, beheksen, verwarren, compliceren, bemoeilijken, verknoeien[ biddevl] 〈 Brits-Engels bedevilled〉1 treiteren ⇒ dwarszitten, achtervolgen2 beheksen -
12 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
13 butch something (up)
iets verprutsen/verknoeien -
14 butch
-
15 butcher
n. slager; beul--------v. slagen; slachten, ombrengenbutcher1[ boetsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————butcher2〈 werkwoord〉1 slachten -
16 corrupt
adj. corrupt; verdorven--------v. verdorven, immoreel; omkoopbaarcorrupt1[ kərupt] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉3 bedorven ⇒ verbasterd, onbetrouwbaar4 onzuiver ⇒ besmet, (ver)rot♦voorbeelden:corrupt parts in an old manuscript • corrupte/onbetrouwbare gedeelten in een oud manuscript————————corrupt21 slecht worden ⇒ ontaarden; (zeden)bederf veroorzakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 corrumperen ⇒ aantasten, besmetten2 omkopen ⇒ corrupt maken, corrumperen3 verbasteren ⇒ vervalsen, verknoeien4 verontreinigen ⇒ onzuiver maken, bezoedelen -
17 dislocate
v. kneuzen, verzwikken, uit de kom gaan (van een bot); verschuiven; verknoeien, verwarren[ disləkeet] -
18 faff about
faff about1 zijn tijd verlummelen/verknoeien (aan bijkomstigheden) ⇒ onnodige drukte maken -
19 flub
n. slechte uitvoering, grove fout, misser (spreektaal), uitglijer--------v. slecht werk verrichten, grove fout maken, missen (spreektaal)[ flub] 〈 Amerikaans-Engels〉1 verknoeien ⇒ verprutsen, verknallen -
20 hash up
hash up
- 1
- 2