-
1 étendre
étendre [eetãdr]1 uitspreiden ⇒ uitleggen, uitvouwen2 uitsmeren ⇒ uitstrijken, uitslaan3 uitbreiden ⇒ vergroten, uitstrekken over♦voorbeelden:étendre le linge • de was ophangenétendre un tapis sur le sol • een tapijt uitrollen♦voorbeelden:1. v1) uitspreiden2) uitsmeren3) uitbreiden, vergroten4) verdunnen, aanlengen5) neerleggen6) laten zakken2. s'étendrev -
2 développer
développer [deevloppee]4 uitpakken ⇒ uitvouwen, ontrollen1. v1) ontwikkelen2) uitbreiden3) uiteenzetten4) uitpakken2. se développerv -
3 agrandir
agrandir [aagrãdier]♦voorbeelden:1. v1) vergroten, uitbreiden2) veredelen2. s'agrandirv2) groter gaan wonen, uitbouwen -
4 amplifier
amplifier [ãpliefjee]1 versterken ⇒ vergroten, uitbreiden♦voorbeelden:1 sterker worden ⇒ groter worden, zich uitbreiden, toenemenv1) versterken, vergroten3) opblazen [relaas] -
5 intensifier
intensifier [ẽtãsiefjee]1 intensiveren ⇒ versterken, heviger, krachtiger maken ⇒ 〈 productie〉 opvoeren ⇒ 〈 betrekkingen〉 uitbreiden1 sterker, krachtiger, heviger, intensiever wordenv1) intensiveren, versterken2) opvoeren [productie]3) uitbreiden [betrekkingen] -
6 ratisser
ratisser [raatiesee]〈 werkwoord〉1 (aan)harken ⇒ schoffelen, bij elkaar harken♦voorbeelden:v1) (aan)harken2) uitkammen [gebied]3) pikken [geld] -
7 ampleur
-
8 augmenter
augmenter [oogmãtee, ogmãtee]1 groter worden ⇒ vermeerderen, toenemen, stijgen♦voorbeelden:la vie augmente beaucoup • het leven wordt veel duurderaugmenter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenaugmenter de volume • in omvang toenemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vermeerderen ⇒ verhogen, verlengen, in prijs doen stijgen♦voorbeelden:édition augmentée • vermeerderde drukaugmenter la force • versterken1. v1) vermeerderen, stijgen, toenemen2) verhogen, in prijs doen stijgen3) opslag geven2. s'augmentervgroter worden, zich uitbreiden -
9 élargir
élargir [eelaarzĵier]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verruimen ⇒ verbreden, uitbreidenv( s'élargir) -
10 généraliser
généraliser [zĵeeneeraaliezee]♦voorbeelden:1 algemeen worden ⇒ zich algemeen uitbreiden, zich overal verspreiden, overal om zich heen grijpen ⇒ 〈 medisch〉 zich uitzaaienv -
11 irradier
-
12 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
13 progrès
progrès [progre]〈m.〉1 voortgang ⇒ vooruitgang, ontwikkeling2 (het) zich uitbreiden ⇒ voorwaartse beweging, (het) oprukken♦voorbeelden:faire des progrès, être en progrès • vorderingen makenm1) vooruitgang2) ontwikkeling3) uitbreiding4) (het) oprukken [leger] -
14 propager
propager [proppaazĵee]1 propageren ⇒ verbreiden, verspreiden1 zich verbreiden ⇒ zich uitbreiden, meer en meer ingang vinden♦voorbeelden:1. v1) verspreiden2) voortplanten2. se propagerv -
15 reculer
reculer [rəkuulee]1 achteruitgaan ⇒ achteruitlopen, -rijden, terugwijken2 terrein verliezen ⇒ teruggaan, achteruitgaan♦voorbeelden:reculer pour mieux sauter • een afwachtende houding aannemen, toegeven om later meer te vragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achteruit-, terugzetten ⇒ achteruit-, terugplaatsen♦voorbeelden:1 reculer les frontières • de grenzen verleggen, uitbreidenv2) terugdeizen (voor), terugschrikken4) uitstellen -
16 tache
tache [taasĵ]〈v.〉1 vlek ⇒ plek, smet♦voorbeelden:taches de soleil • lichtvlekkenfaire tache d'huile • zich als een olievlek uitbreidenréputation sans tache • vlekkeloze reputatief1) vlek, plek2) smet -
17 tâche
tache [taasĵ]〈v.〉1 vlek ⇒ plek, smet♦voorbeelden:taches de soleil • lichtvlekkenfaire tache d'huile • zich als een olievlek uitbreidenréputation sans tache • vlekkeloze reputatief -
18 taché
tache [taasĵ]〈v.〉1 vlek ⇒ plek, smet♦voorbeelden:taches de soleil • lichtvlekkenfaire tache d'huile • zich als een olievlek uitbreidenréputation sans tache • vlekkeloze reputatieadj1) gevlekt, gespikkeld2) met vlekken -
19 tentacule
tentacule [tãtaakuul]〈m.〉1 tentakel ⇒ voelspriet, voelhoorn, vangarm♦voorbeelden:mtentakel, voelhoorn -
20 arrondir
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Afrikaans — Gesprochen in Sudafrika Südafrika Namibia … Deutsch Wikipedia
Kapholländisch — Die Artikel Grammatik des Afrikaans und Afrikaans überschneiden sich thematisch. Hilf mit, die Artikel besser voneinander abzugrenzen oder zu vereinigen. Beteilige dich dazu an der Diskussion über diese Überschneidungen. Bitte entferne diesen… … Deutsch Wikipedia
Kolonial-Niederländisch — Die Artikel Grammatik des Afrikaans und Afrikaans überschneiden sich thematisch. Hilf mit, die Artikel besser voneinander abzugrenzen oder zu vereinigen. Beteilige dich dazu an der Diskussion über diese Überschneidungen. Bitte entferne diesen… … Deutsch Wikipedia
Flügel — 1. Die Flügel der Henne sind gross genug, alle ihre Küchlein zu bedecken. Ich kann für die Meinen selbst sorgen und bedarf keiner fremden Hülfe. 2. Es hat mancher flügel, kan sich aber nicht aufschwingen, wenn man ihm nicht vnder die Arm greifft … Deutsches Sprichwörter-Lexikon