-
1 rejeter
rejeter [rəzĵtee]1 terugwerpen ⇒ (terug)gooien, terugdrijven2 uitstoten ⇒ uitbraken, uitspugen, uitwerpen4 verleggen ⇒ werpen, verplaatsen5 verwerpen ⇒ afslaan, afwijzen6 verwijderen ⇒ verstoten, terzijde schuiven♦voorbeelden:rejeter la faute sur qn. • de schuld op een ander gooien1 zijn toevlucht nemen (tot) ⇒ zich tevredenstellen (met), voor lief nemen♦voorbeelden:v1) terugwerpen2) uitbraken3) afstoten [medisch]4) verleggen, verplaatsen5) verwerpen, afwijzen6) verwijderen -
2 cracher
cracher [kraasĵee]1 spuwen ⇒ spugen, fluimen♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 il crache en l'air et ça lui retombe sur le nez • hij valt in de kuil die hij zelf gegraven heeft〈 figuurlijk, informeel〉 cracher sur qn., qc. • op iemand, iets spuwen, iemand, iets diep verachtenne pas cracher sur qc. • niet vies zijn van ietsII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)spuwen ⇒ uitbraken, opgeven♦voorbeelden:cracher ses poumons • zijn longen uit zijn lijf hoestenv1) spuwen, spugen2) spetteren3) knetteren, kraken -
3 régurgitation
-
4 régurgiter
-
5 rejet
rejet [rəzĵe]〈m.〉1 (het) teruggooien ⇒ (het) opwerpen, (het) opnieuw gooien4 (het) verwerpen ⇒ (het) afwijzen, weigering♦voorbeelden:m2) afstoting [medisch]3) afwijzing, weigering5) enjambement [vers]6) (het) achter aan de zin plaatsen [taal]7) loot -
6 vomir
vomir [vommier]〈 werkwoord〉2 walgen van ⇒ misselijk worden van, spugen van, verafschuwen♦voorbeelden:1 avoir envie de vomir • moeten overgeven, misselijk zijnv1) overgeven, uitbraken2) walgen (van)3) uitstoten [scheldwoord]4) spuwen [gal] -
7 dégorger
-
8 dégueuler
-
9 éructer
éructer [eeruuktee]〈 formeel〉 -
10 vociférer
vociférer [vossiefeeree]1 tekeergaan (tegen) ⇒ razen, tieren (tegen)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)schreeuwen ⇒ uitbraken, brullen
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский