-
1 auditoire
auditoire [oodietwaar]〈m.〉1 publiek ⇒ toehoorders, gehoorm1) publiek, toehoorders2) auditorium, collegezaal -
2 аудитория
auditorium, gehуorzaal, leslokaal, collegezaal ; toehoorders -
3 audience
n. publiek; interview; kijkers[ o:diəns]♦voorbeelden: -
4 he whipped up his audience
he whipped up his audience -
5 mostly
adv. meestal; in de meeste gevallen, in het algemeen[ moostlie]1 grotendeels ⇒ voornamelijk, meestal♦voorbeelden:1 the audience, mostly blacks • de toehoorders, voornamelijk zwartenthey are mostly reliable • ze zijn in het algemeen betrouwbaar -
6 public
adj. publiekelijk; gemeenschappelijk--------n. publiek; gemeenschappublic1[ publik] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:the public • de mensen, de toeschouwers/toehoorders————————public2〈 publicness〉1 openbaar ⇒ publiek, voor iedereen toegankelijk2 openbaar ⇒ publiek, algemeen bekend♦voorbeelden:〈Brits-Engels; economie〉 public limited company • publieke/openbare naamloze vennootschap, NVin the public domain • in openbaar bezitpublic footpath • voetpad, wandelpadpublic house 〈 Brits-Engels〉 • café, bar, pubpublic speaking • spreken in het openbaarpublic transport • openbaar vervoerpublic utility • nutsbedrijvenpublic figure • bekende figuurpublic relations • (bevordering van de) goede verstandhouding met het publiek, public relationsmake public • openbaar maken, bekendmakenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 algemeen ⇒ gemeenschaps-, nationaal, maatschappelijk2 overheids- ⇒ regerings-, publiek-, staats-♦voorbeelden:public health • volksgezondheidpublic holiday • nationale feestdagpublic interest • het algemeen belangpublic opinion • publieke opinie〈 Brits-Engels〉 public school • particuliere kostschool; 〈 Schots-Engels, Amerikaans-Engels〉 gesubsidieerde lagere schoolpublic service (corporation) • nutsbedrijfpublic spirit • burgerzin, sociale instelling 〈 van iemand〉public works • openbare werken2 public assistance • sociale steun, uitkeringpublic enterprise • staats/overheidsondernemingpublic ownership • staatseigendompublic purse • (de/'s lands) schatkistpublic sector • openbare sectorpublic servant • rijksambtenaarpublic service • rijksdienst -
7 she soon won her audience over
she soon won her audience over -
8 the public
de mensen, de toeschouwers/toehoorders -
9 whip
n. zweep; zweepslag; striem; slagroom; schuim, eierschuim; verkiezings oproep; het verzamelen van jachthonden; molenwiek, rijs, twijg--------v. met de zweep slaan; slaan; doen schuimen; klappen krijgen; snelle beweging; verzamelen; verlies lijden; vissen; bindenwhip1[ wip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zweep ⇒ karwats, gesel♦voorbeelden:→ fair fair/————————whip2〈 whipped〉1 snel bewegen/doen ⇒ snellen, schieten♦voorbeelden:whip up • snel oppakken; snel in elkaar draaien/flansenhe whipped round the corner • hij schoot de hoek omII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afvissen♦voorbeelden:he whipped up his audience • hij zweepte zijn toehoorders op -
10 win
n. overwinning, succes--------v. winnen, de overwinning behalen; bereiken; slagen; behalen; overreden; het hart verkopenwin1————————win21 zegevieren ⇒ de overwinning behalen, (het) winnen♦voorbeelden:win out/through • zich erdoorheen slaan, het (uiteindelijk) winnenwin at cards • bij het kaarten winnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verkrijgen ⇒ verwerven, behalen 〈 zege, roem, eer〉; winnen 〈 vriendschap, vertrouwen〉; ontginnen 〈 mijn, ader〉; winnen 〈 erts, olie〉♦voorbeelden:win back • terugwinnenshe soon won her audience over • zij veroverde al spoedig de harten van haar toehoorderswin someone over • iemand overhalenwin someone over to something • iemand voor iets winnen -
11 assemblée
assemblée [aasãblee]〈v.〉1 vergadering ⇒ bijeenkomst, zitting2 toehoorders ⇒ publiek, gezelschap, toeschouwers♦voorbeelden:assemblée judiciaire • rechtszittingAssemblée nationale • Nationale Vergaderingf1) vergadering2) toeschouwers, publiek -
12 assistance
assistance [aasiestãs]〈v.〉1 publiek ⇒ aanwezigen, toehoorders3 bijstand ⇒ hulp(verlening), ondersteuning♦voorbeelden:assistance judiciaire • (kosteloze) rechtsbijstandassistance sociale • maatschappelijk werk(service d')assistance téléphonique • helpdeskporter assistance à qn. • iemand bijstand verlenenf1) publiek, aanwezigen2) aanwezigheid (bij), opkomst3) bijstand, hulp -
13 assistant
assistant [aasiestã],assistante [aasiestãt]〈m., v.〉1 assistent(e) ⇒ help(st)er, wetenschappelijk medewerk(st)er♦voorbeelden:assistante médicale • doktersassistenteassistant(e) social(e) • maatschappelijk werk(st)er1. m (f - assistante)assistent/-e2. = assistante; assistantsm plaanwezigen, toeschouwers -
14 oratoire
oratoire1 [orraatwaar]〈m.〉————————oratoire2 [orraatwaar]1 redekunstig ⇒ redekundig, oratorisch, retorisch♦voorbeelden:joute oratoire • steekspel met woorden〈 retorica〉 précautions oratoires • handige retorische wendingen 〈 om de toehoorders gunstig te stemmen〉adjoratorisch, retorisch -
15 précautions oratoires
précautions oratoires -
16 audiens
1) gehoor2) toehoorders3) auditorium -
17 auditorium
1) gehoor2) auditorium3) toehoorders -
18 företräde
1) gehoor2) auditorium3) voordeel4) toehoorders -
19 publik
1) auditorium2) publiek3) openlijk4) toehoorders -
20 åhörare
1) gehoor2) auditorium3) toehoorders
Страницы
- 1
- 2