-
101 to vent
ontluchten -
102 fellow
adj. mede-; vriend in--------n. vent, kerel; vriend, kennis; partner; vriend van schoolfellow1[ felloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:old fellow • ouwe jongena fellow's got to eat • een mens moet toch eten3 a sock and its fellow • een sok en de andere/bijbehorende————————fellow21 mede- ⇒ collega, -genoot♦voorbeelden:fellow countryman • landgenootfellow creature • medemens, medeschepselfellow man • medemensfellow traveller • medereiziger; 〈 figuurlijk〉meeloper, sympathisant 〈 in het bijzonder van de communistische partij〉fellow worker • medearbeider -
103 boeuf
boeuf1 [buf],boeufs [beu]〈m.〉1 rund ⇒ os, stier♦voorbeelden:1 boeuf gras • carnavalsos, paasosboeuf à la mode • ragout van rundvleesfort comme un boeuf • sterk als een paard, ossouffler comme un boeuf • hijgen als een paardtravailler comme un boeuf • werken als een paardil fait un vent à décorner les boeufs • er staat een keiharde wind————————boeuf2 [buf]1 denderend ⇒ daverend, hartstikke goed, reuze-, moord-♦voorbeelden:1. m1) os, rund2) rundvlees3) sterke vent2. adjdenderend, hartstikke goed, reuze- -
104 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
105 Kerl
〈m.; Kerls, Kerle; informeel ook Kerls〉♦voorbeelden:1 blöder Kerl! • idioot!ein ganzer Kerl • een kranige ventein lahmer Kerl • een slome vent3 Hechte! solche Kerle! • snoeken! zulke kanjers! -
106 bloke
-
107 chap
n. spleet, scheur; vent, kerel--------v. (doen) barsten, klovenchap1[ tsjæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————chap2〈werkwoord; chapped〉1 splijten ⇒ (doen) barsten, kloven -
108 codger
-
109 dude
n. dandy; kerel, vent[ djoe:d] 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 -
110 geezer
-
111 guy
n. jongen, vent, kerel (spreektaal); stormlijn; anker--------v. voor het lapje houden; travesteren (op het toneel)guy1[ gaj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 mens ⇒ 〈 meervoud〉 lui, jongens, mensen 〈ook wel onvertaald; slaat op jongens en meisjes〉4 〈 verkorting〉[guy rope]♦voorbeelden:2 where are you guys going? • waar gaan jullie naar toe?————————guy2〈 werkwoord〉1 tuien ⇒ vastzetten met een stormlijn/borg/topreep -
112 cool guy
leuke vent,gezellige vent -
113 bord
bord [bor]〈m.〉1 rand ⇒ kant, oever, zoom♦voorbeelden:1 le bord de la mer • het (zee)strand, de kustle bord de la rivière • de rivieroeverle bord de la route • de kant van de weg, wegbermle bord d'un vêtement • de zoom van een kledingstukà pleins bords • overvloedig, volopà ras bord • tot aan de rand gevuldêtre au bord de • heel dicht bij zijn, op het punt staan van, om teêtre au bord de l'aveu • bijna bekennenau bord de la mer • aan zeeêtre au bord de la tombe • met één been in het graf staansur les bords • een beetje, lichtelijkbord au vent • loefzijdebord sous le vent • lijzijdem1) rand, kant2) oever, berm3) zoom [kleding]4) boord [schip] -
114 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
115 remonter
remonter [rəmõtee]1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:remonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen♦voorbeelden:remonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen3) weer naar boven brengen/halen5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]9) opwinden [klok] -
116 type
type [tiep]〈m.〉1 model ⇒ type, (school)voorbeeld, typische vertegenwoordiger2 type ⇒ soort, vorm3 grondvorm ⇒ oerbeeld, type♦voorbeelden:1 contrat type • modelcontract, standaardcontracterreur type • klassieke fout, vergissingc'est l'intellectuel type • hij is een typische intellectueel6 un pauvre type • een sukkel, een arme drommelun sale type • een smeerlapm1) type, model2) soort, vorm3) grondvorm4) afbeelding5) lettertype6) kerel, vent -
117 Satanskerl
-
118 бесхарактерный человек
adjcolloq. een fluim van een ventRussisch-Nederlands Universal Dictionary > бесхарактерный человек
-
119 болван
n1) gener. een hork van een vent, een houten klaas, stommerd, stommerik, suffer, uil, uilskop, uilskuiken2) colloq. knul, loeres3) sl. theemuts -
120 верзила
n1) gener. lijs, slier, een bonestaak van een vent, een lange klaas, slungel2) liter. hark, staak
См. также в других словарях:
vent — [ vɑ̃ ] n. m. • 1080; lat. ventus I ♦ A ♦ Déplacements naturels de l atmosphère. 1 ♦ Mouvement de l atmosphère ressenti au voisinage du sol; déplacement d air; air déplacé (⇒ alizé, aquilon, autan, bora, chergui, chinook, foehn, khamsin, mistral … Encyclopédie Universelle
vent — VENT. s. m. L air agité. Les quatre vents principaux ou cardinaux sont le vent de Nord, le vent de Sud, le vent d Est, le vent d Ouest, autrement, Le vent de Tramontane, de Midy, de Levant & de Couchant. Grand vent. vent impetueux, froid, chaud,… … Dictionnaire de l'Académie française
vent — Vent, Ventus, Il se prend aussi en venerie pour l odeur et sentiment qu une beste laisse de soy. Fouillous au cha. 1. A cause que le cerf est de plus grand vent et sentiment que le lievre, et le sanglier a eu le vent de la gland, c est à dire, l… … Thresor de la langue françoyse
Vent réel — Vent apparent Le vent apparent est le vent ressenti par un observateur qui se situe dans un véhicule en déplacement (voiture, vélo, navire…). Il s oppose au vent réel qui est le vent ressenti par le même observateur arrêté. Le vent apparent peut… … Wikipédia en Français
Vent stellaire — Vent solaire Voyager 1 et 2 dans l’héliosphère. Le vent solaire est un flux de plasma constitué essentiellement d ions et d électrons qui sont éjectés de la haute atmosphère du Soleil. Ce flux varie en vitesse et en température au cours d … Wikipédia en Français
Vent d'Autan — Le vent d autan est un vent soufflant dans le sud/sud ouest de la France, en provenance du sud est/sud sud est, qui affecte le Roussillon, l intérieur du Languedoc et le Midi Toulousain. On dit de lui, dans les régions où il sévit c est à dire… … Wikipédia en Français
VENT (INSTRUMENTS À) — «Encore que tous les instruments de Musique puissent estre appelez à vent, puis qu’il n’est pas possible de faire des sons sans le mouvement de l’air, qui est une espece de vent, néantmoins l’on a coustume de donner ce nom à ceux que l’on… … Encyclopédie Universelle
Vent — Vent, n. [OE. fent, fente, a slit, F. fente a slit, cleft, fissure, from fendre to split, L. findere; but probably confused with F. vent wind, L. ventus. See {Fissure}, and cf. Vent to snuff.] 1. A small aperture; a hole or passage for air or any … The Collaborative International Dictionary of English
Vent feather — Vent Vent, n. [OE. fent, fente, a slit, F. fente a slit, cleft, fissure, from fendre to split, L. findere; but probably confused with F. vent wind, L. ventus. See {Fissure}, and cf. Vent to snuff.] 1. A small aperture; a hole or passage for air… … The Collaborative International Dictionary of English
Vent field — Vent Vent, n. [OE. fent, fente, a slit, F. fente a slit, cleft, fissure, from fendre to split, L. findere; but probably confused with F. vent wind, L. ventus. See {Fissure}, and cf. Vent to snuff.] 1. A small aperture; a hole or passage for air… … The Collaborative International Dictionary of English
Vent piece — Vent Vent, n. [OE. fent, fente, a slit, F. fente a slit, cleft, fissure, from fendre to split, L. findere; but probably confused with F. vent wind, L. ventus. See {Fissure}, and cf. Vent to snuff.] 1. A small aperture; a hole or passage for air… … The Collaborative International Dictionary of English