-
1 suffer from concussion
-
2 suffer from constriction of the chest
het benauwd hebben, aamborstig zijnEnglish-Dutch dictionary > suffer from constriction of the chest
-
3 suffer from nervous tension
-
4 suffer from overweight
-
5 suffer from
suffer fromlijden aan/door/onder -
6 suffer from a serious illness
lijden aan een ernstige ziekte -
7 suffer
v. lijden; boeten; verwond raken[ suffə]1 lijden ⇒ schade lijden; beschadigd worden♦voorbeelden:suffer from • lijden aan/door/ondersuffer with • sukkelen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijden ⇒ ondergaan, ondervinden♦voorbeelden:1 suffer death • (de marteldood) sterven, terechtgesteld worden -
8 suffer severely from
zwaar lijden aan -
9 concussion
-
10 constriction
n. vernauwing; inkrimping; beklemming[ kənstriksjn]2 vernauwing ⇒ verenging, versmalling3 benauwdheid ⇒ beklemdheid, benauwenis♦voorbeelden:1 a constriction in the chest • een beklemd/benauwd gevoel op de borst3 suffer from constriction of the chest • het benauwd hebben, aamborstig zijn -
11 overweight
n. overgewichtoverweight1♦voorbeelden:————————overweight2♦voorbeelden:————————overweight3〈 werkwoord〉 -
12 tension
n. gespannenheid, spanning, opwinding[ tensjn]2 spanning ⇒ gespannenheid, zenuwachtigheid♦voorbeelden: -
13 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen
См. также в других словарях:
suffer from — phr verb Suffer from is used with these nouns as the subject: ↑country, ↑patient Suffer from is used with these nouns as the object: ↑acne, ↑AIDS, ↑ailment, ↑alcoholism, ↑allergy, ↑anxiety, ↑apathy, ↑arthritis, ↑ … Collocations dictionary
suffer from — be affected by or subject to (an illness or ailment). → suffer … English new terms dictionary
suffer from a serious illness — be affected with a serious disease, have a grave illness … English contemporary dictionary
Suffer — Suf fer, v. i. 1. To feel or undergo pain of body or mind; to bear what is inconvenient; as, we suffer from pain, sickness, or sorrow; we suffer with anxiety. [1913 Webster] O well for him whose will is strong! He suffers, but he will not suffer… … The Collaborative International Dictionary of English
suffer — ► VERB 1) experience or be subjected to (something bad or unpleasant). 2) (suffer from) be affected by or subject to (an illness or ailment). 3) become or appear worse in quality. 4) archaic tolerate. 5) archaic allow (someone) to do something.… … English terms dictionary
From an Abandoned Work — a “ for radio” [ The Faber Companion to Samuel Beckett , p 213] by Samuel Beckett, was first broadcast on BBC Radio 3’s Third Programme on Saturday 14th December 1957 along with a selection from Molloy. Donald McWhinnie, who had already had a gr … Wikipedia
suffer — suf|fer W1S1 [ˈsʌfə US ər] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(pain)¦ 2¦(bad experience/situation)¦ 3¦(become worse)¦ 4 not suffer fools gladly ▬▬▬▬▬▬▬ [Date: 1100 1200; : Old French; Origin: souffrir, from Vulgar Latin sufferire, from Latin sufferre, from sub ( SUB )… … Dictionary of contemporary English
suffer */*/*/ — UK [ˈsʌfə(r)] / US [ˈsʌfər] verb Word forms suffer : present tense I/you/we/they suffer he/she/it suffers present participle suffering past tense suffered past participle suffered 1) a) [intransitive/transitive] to feel pain in your body or your… … English dictionary
suffer — 01. He died early this morning in his sleep, without [suffering]. 02. She has been [suffering] from cancer for a couple of years now. 03. My friend from Brazil really [suffers] from the cold during our New York winters. 04. Henry has become… … Grammatical examples in English
suffer — [[t]sʌ̱fə(r)[/t]] ♦♦ suffers, suffering, suffered 1) VERB If you suffer pain, you feel it in your body or in your mind. [V n] Within a few days she had become seriously ill, suffering great pain and discomfort... Can you assure me that my father… … English dictionary
suffer — verb ADVERB ▪ a lot, badly, enormously, greatly, grievously, horribly, immensely, mightily, severely, terribly, tremendously … Collocations dictionary