-
1 constriction
n. vernauwing; inkrimping; beklemming[ kənstriksjn]2 vernauwing ⇒ verenging, versmalling3 benauwdheid ⇒ beklemdheid, benauwenis♦voorbeelden:1 a constriction in the chest • een beklemd/benauwd gevoel op de borst3 suffer from constriction of the chest • het benauwd hebben, aamborstig zijn -
2 подавленность
ngener. bedruktheid, beklemdheid, beklemming, gedruktheid, mismoedigheid, moedeloosheid, verslagenheid -
3 стеснение
-
4 угнетение
-
5 ущемление
-
6 strangulation
-
7 asphyxie morale
asphyxie morale -
8 asphyxie
asphyxie [aasfieksie]〈v.〉♦voorbeelden: -
9 étranglement
étranglement [eetrãgləmã]〈m.〉 -
10 serrement
-
11 befara
1) angst2) beklemming3) benauwdheid -
12 farhåga
1) beklemming2) aanhouding3) arrestatie4) benauwdheid -
13 frukta
1) benauwdheid2) beklemming -
14 rädsla
1) benauwdheid2) angst3) beklemming -
15 ångest
1) benauwdheid2) beklemming3) agonie4) doodsangst -
16 Beklemmung
-
17 Schwüle
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
- Шведский