-
1 neck and crop
-
2 neck
adj. met betrekking tot de hals; dichtbij--------n. nek; brutaal--------v. Vrijen, kussen (met) (slang)neck1[ nek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (zee/land/berg)engte♦voorbeelden:〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 neck of the woods • buurt, omgevingrisk one's neck • zijn leven wagen〈 informeel〉 stick one's neck out • zijn hachje wagen, zich kwetsbaar opstellen→ dead dead/————————neck2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 neck and neck
-
4 neck and heels
alles en snel -
5 over
adj. voorbij, over, klaar, geëindigd, verleden; samenvattend, concluderend; hoger, boven; hoger in autoriteit of positie; extra, teveel; rest-; dienend als en buitenbedekking, extern, over; overblijvend, over, nog niet op, nog niet opgebruikt (Bv.: " I made so much fish for dinner, there is some left over")--------adv. over; omver; teveel; aan de andere kant; nogmaals--------interj. over--------n. extra, overmatige hoeveelheid; toevoegsel; toegevoegde hoeveelheid; (Cricket) serie van ononderbroken ballen (6 in Engeland, 8 in Australië) gegooid door een speler--------pref. te veel; meer; nog meer; meer dan; bovenaan--------prep. boven, over; meer dan--------v. springen overover1[ oovə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————over25 ten einde ⇒ af, over6 ten einde ⇒ helemaal, volledig7 opnieuw♦voorbeelden:he called her over • hij riep haar bij zichthrow the ball over • gooi de bal naar de overkantshe lives four houses over • ze woont vier huizen verderopover here • hier (te lande)over there • daargindsover against • tegenoverover at your place • bij jou thuishe's over particular • 't is een Pietje preciessome apples were left over • er bleven enkele appelen overa hundred and over • meer dan honderdhe's mud all over • hij zit onder de modderthe show is over • het spektakel is afgelopenit's over and done (with) • het is uitshe thought it over • ze dacht er goed over naI've done it twice over already • ik heb het al twee keer opnieuw gedaanover again • opnieuwover and over again • telkens/altijd weerfive for John (as) over against seven for Pete • vijf voor John tegenover zeven voor Pete————————over3〈 voorzetsel〉6 betreffende ⇒ met betrekking tot, over, om♦voorbeelden:chat over a cup of tea • keuvelen bij een kopje theebuy nothing over fifty francs • koop niets boven de vijftig frankshe hit him over the head • ze sloeg hem op het hoofdthey lived over the post office • ze woonden boven het postkantoorhe has it over Sam • hij wint het van Samwe gained nothing over last year • we hebben geen vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaarover and above these problems there are others • behalve/buiten/naast deze problemen zijn er nog anderespeak over the phone • door de telefoon sprekenover the past five weeks • gedurende de afgelopen vijf wekenall over England • in/over heel Engelandall this fuss over a trifle • zo'n drukte om een kleinigheid→ be over be over/ -
6 back
adj. van achter, achter--------adv. achteruit; terug; achter--------n. rug; leuning; eind; verdediger (bij basketbal)--------v. bijstaan; naar achter leidenback1[ bæk]2 achter(hoede)speler ⇒ verdediger, back♦voorbeelden:(flat) on one's back • (ziek) in bedhave broken the back of something • het grootste deel/ergste van iets achter de rug hebben〈 informeel〉 get/put someone's back up • iemand irriteren/kwaad makenpat oneself on the back • tevreden zijn over zichzelfpat someone on the back • iemand een goedkeurend klopje gevenput one's back into something • ergens de schouders onder zettenglad to see the back of someone • iemand liever zien gaan dan komenstab someone in the back • iemand een dolk in de rug steken, iemand verradenturn one's back on • de rug toekeren〈 informeel〉 be on someone's back • veel/altijd kritiek hebben op iemand→ scratch scratch/II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 achterkant/zijde ⇒ keerzijde, rug♦voorbeelden:the back of a book/hand • de rug van een boek/handat the back • achterintalk through the back of one's neck • uit zijn nek kletsen————————back22 terug-♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 get in through/by the back door • een baan krijgen via kruiwagens/dank zij oneerlijke manipulaties————————back3→ back away back away/, back down back down/, back off back off/, back onto back onto/, back out back out/, back up back up/1 achteruit bewegen ⇒ achteruitrijden, (doen) achteruitgaan♦voorbeelden:back the car out of the garage • de auto achteruit uit de garage rijdenback (one's car) into another car • achteruitrijden tegen een andere auto♦voorbeelden:→ back up back up/————————back4〈 bijwoord〉6 achterom♦voorbeelden:back in 1975 • (nog/reeds/destijds) in 1975 -
7 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit) -
8 pain
n. pijn; leed--------v. pijn (aan)doen; leed doenpain1[ peen]1 pijn ⇒ leed, lijden♦voorbeelden:put someone out of his pain • iemand uit zijn lijden verlossencry with pain • huilen van pijnII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:2 go to/take great pains • zich veel moeite geven/getroostenbe at pains (to do something) • zich tot het uiterste inspannen (om iets te doen)————————pain2〈 werkwoord〉 -
9 stiff
adj. stijf, stroef; stevig; moeilijk; overdreven; pijnlijk--------adv. Door en door, intens, tot de dood--------n. lijk (slang); een grote sufferdstiff1————————stiff2〈 stiffness〉2 vastberaden ⇒ koppig, halsstarrig3 stram ⇒ stijf, stroef4 stijf ⇒ stug, vormelijk, gereserveerd5 zwaar ⇒ moeilijk, lastig6 sterk ⇒ stevig, krachtig7 (te) groot/erg ⇒ overdreven, onredelijk♦voorbeelden:1 a stiff collar • een stijve/gesteven boordstiff and stark • stijf en stramII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:————————stiff3♦voorbeelden:scare someone stiff • iemand de stuipen op het lijf jagen
См. также в других словарях:
Neck dissection — Intervention ICD 9 CM 40.4 MeSH … Wikipedia
Neck pain — [[Image: A parti colored guinea pig suffering from Torticollis, or wry neck |220px|center]] ICD 10 M … Wikipedia
Neck Face — Born 1984 Nationality United States Neck Face (born 1984 in Stockton, California) i … Wikipedia
Neck — (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many other… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck and crop — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck and neck — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck of a capital — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck of a cascabel — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck of a gun — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck of a tooth — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English
Neck or nothing — Neck Neck (n[e^]k), n. [OE. necke, AS. hnecca; akin to D. nek the nape of the neck, G. nacken, OHG. nacch, hnacch, Icel. hnakki, Sw. nacke, Dan. nakke.] 1. The part of an animal which connects the head and the trunk, and which, in man and many… … The Collaborative International Dictionary of English