-
81 bos
I 〈de〉♦voorbeelden:een flinke bos haar • a fine head of haireen bos touw • a hank of ropeII 〈 het〉♦voorbeelden:met bos begroeide heuvels • wooded hills -
82 das
-
83 dasspeld
-
84 de stemmen staken
de stemmen stakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stemmen staken
-
85 dichtbinden
-
86 door een onverbrekelijke band verbonden
door een onverbrekelijke band verbondenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > door een onverbrekelijke band verbonden
-
87 dragen
2 [bij zich hebben] carry4 [voorzien zijn van] bear5 [zwanger zijn van] carry, be pregnant♦voorbeelden:geen stropdas/beha meer dragen • give up wearing a tie/bradie schoenen kun je niet bij die jurk dragen • those shoes don't go with that dresstegenslag moedig dragen • bear up against adversity2 [zich over een afstand uitstrekken] carry♦voorbeelden: -
88 een geel gespikkelde das
een geel gespikkelde dasVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een geel gespikkelde das
-
89 een gelijke score
een gelijke scorea draw/tieVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een gelijke score
-
90 een knoop leggen/maken
een knoop leggen/makentie/make a knotVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een knoop leggen/maken
-
91 een onbesliste wedstrijd
een onbesliste wedstrijda draw/tieVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een onbesliste wedstrijd
-
92 een schoen strikken
een schoen strikkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een schoen strikken
-
93 een strik in zijn veters maken
een strik in zijn veters makenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een strik in zijn veters maken
-
94 een touw vastmaken (aan)
een touw vastmaken (aan)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een touw vastmaken (aan)
-
95 elkaar
1 each other, one another♦voorbeelden:elkaar helpen • help each otherzij lijken op elkaar • they look like/resemble one anothertwee touwen aan elkaar binden • tie two ropes togetherzij maakte het achter elkaar af • she finished it in one gohij heeft een uur achter elkaar gepraat • he went on talking for a whole hourachter elkaar staan • stand one behind the otherweken/uren achter elkaar • for weeks/hours on endvier keer achter elkaar • four times in a rowdrie boeken achter elkaar uitlezen • read three books one after the otherbij elkaar komen • meet, come togetherhij heeft ze niet allemaal bij elkaar • he's got a screw loosealles bij elkaar (genomen) • on the whole, all in allzij hebben 50 gulden bij elkaar kunnen leggen • they were able to raise 50 guilderszoveel geld heb ik nooit bij elkaar gezien • I've never seen so much money at oncemeer dan alle anderen bij elkaar • more than all the others put togetherwij blijven bij elkaar • we stick/keep togetherde kinderen lopen door elkaar • the children are running all over the placealles ligt door elkaar • everything is mixed up/confuseddoor elkaar raken • get mixed up/confusedhet verhaal zit goed/slecht in elkaar • the story is well/badly thought outzij werden het met elkaar eens • they came to an agreementze hadden met elkaar nog geen gulden • they didn't have a guilder between themze kwamen enkele minuten na elkaar binnen • they came in within a few minutes of each other/one anothernaast elkaar zitten/liggen/lopen • sit/lie/walk side by sidegetallen onder elkaar zetten • write/place figures in columnszij moeten dat onder elkaar maar uitmaken • they must sort that out amongst themselveswe zijn toch onder elkaar • after all we are by ourselveshet zijn vrienden onder elkaar • they are all friends (together)op elkaar liggen • lie one on top of the otherdingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken • put/lay/press things togetherdie groep is uit elkaar gevallen • the group has split updie auto valt bijna (van ellende) uit elkaar • that car is falling apartze zijn uit elkaar gegroeid • they (have) drifted apart(personen of zaken) (goed) uit elkaar kunnen houden • be able to tell (people/things) apartuit elkaar gaan • 〈 gezelschap, commissie, jury〉 break up; 〈 vrienden, echtgenoten〉 split up/break up; 〈 menigte, betogers〉 disperseeen machine uit elkaar halen/nemen • strip down/dismantle a machinezij zijn familie van elkaar • they are relatedzij hebben veel van elkaar • they are very much alikehij heeft zijn zaakjes goed voor elkaar • he's got things fixediets niet voor elkaar kunnen krijgen • not manage (to do) somethinghet is voor elkaar • it has been taken care ofelkaar uit de weg gaan • avoid each other -
96 flat
-
97 geen stropdas/beha meer dragen
geen stropdas/beha meer dragengive up wearing a tie/braVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geen stropdas/beha meer dragen
-
98 gelijkkomen
♦voorbeelden: -
99 gelijkmaken
II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [verschillen wegwerken] equate, make even/equal ⇒ even/level up, bring into line (with)♦voorbeelden:2 Britse regelingen gelijkmaken aan die van de EEG • bring British regulations into line with those of the E.E.C. -
100 gelijkspel
〈 sport〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Tie — Les TIE (Double Moteur a Ions en français et Twin Ion Engine en anglais) sont une grande famille de vaisseaux et véhicules présents dans La Guerre des étoiles. Sommaire 1 Histoire 1.1 L’Empire Sith 1.2 La fin de l’Ancienne République … Wikipédia en Français
TiE — (formerly The Indus Entrepreneurs ) is a global nonprofit dedicated to fostering entrepreneurship. TiE has 49 chapters in eleven countries, with a total membership exceeding 12,000. TiE is most closely affiliated with the South Asian business… … Wikipedia
tie — [tī] vt. tied, tying or tieing [ME tien < OE tigan, tegan; akin to teag, a rope: for IE base see TOW1] 1. to fasten, attach, or bind together or to something else, as with string, cord, or rope made secure by knotting, etc. [to tie someone s… … English World dictionary
Tie — may refer to: Necktie, a long piece of cloth worn around the neck or shoulders Tie (draw), a finish to a competition with identical results, particularly sports Tie (engineering), a strong component designed to keep two objects closely linked… … Wikipedia
tie — [taɪ] verb tied PTandPP tying PRESPART tie up phrasal verb [transitive] 1. tie ↔ something up to use money for something so that it is not easily available to be used for anything else … Financial and business terms
Tie — ist der ISO 639 3 Code der Niger Kongo Sprache Tingal der IATA Code des Flughafens von Tippi in Äthiopien die Abkürzung von Toy Industry of Europe, den Dachverband der europäischen Spielzeugindustrie die Abkürzung von The International… … Deutsch Wikipedia
tie — [n1] fastening attachment, band, bandage, bond, brace, connection, cord, fastener, fetter, gag, hookup, joint, knot, ligament, ligature, link, network, nexus, outfit, rope, strap, string, tackle, tie in, tie up, yoke, zipper; concept 680 tie [n2] … New thesaurus
tie up — tie [n1] fastening attachment, band, bandage, bond, brace, connection, cord, fastener, fetter, gag, hookup, joint, knot, ligament, ligature, link, network, nexus, outfit, rope, strap, string, tackle, tie in, tie up, yoke, zipper; concept 680 tie… … New thesaurus
TIE — ist: der ISO 639 3 Code der Niger Kongo Sprache Tingal der IATA Code des Flughafens von Tippi in Äthiopien die Abkürzung von Toy Industry of Europe, den Dachverband der europäischen Spielzeugindustrie die Abkürzung von The International… … Deutsch Wikipedia
tie-in — ˈtie in noun [countable] MARKETING 1. a product such as a record, book, or toy that is connected with a new film, TV show etc: • Many of the books in the bestseller lists are TV tie ins. 2. a way of Promoting (= attracting people s attention to)… … Financial and business terms
Tie — Tie, v. t. [imp. & p. p. {Tied}(Obs. {Tight}); p. pr. & vb. n. {Tying}.] [OE. ti?en, teyen, AS. t[=i]gan, ti[ e]gan, fr. te[ a]g, te[ a]h, a rope; akin to Icel. taug, and AS. te[ o]n to draw, to pull. See {Tug}, v. t., and cf. {Tow} to drag.] 1.… … The Collaborative International Dictionary of English