-
101 gebonden
2 [boekwezen] bound4 [muziek] legato♦voorbeelden:aan handen en voeten gebonden zijn • be bound hand and footaan huis gebonden • houseboundniet aan regels gebonden • not bound by rulesniet aan een partij gebonden • non-partyik ben niet aan tijd gebonden • my time is my owngebonden spel • legato -
102 goed in z'n haar zitten
goed in z'n haar zittenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > goed in z'n haar zitten
-
103 haag
1 [heg] hedge(row)2 [personen/zaken op een rij] row♦voorbeelden:2 een haag vormen • form a line/row -
104 haar
haar11 [haarvezel] hair2 [meervoud] [haardos] hair♦voorbeelden:zich de haren uit het hoofd trekken • tear one's hair, kick oneselfiets met de haren erbij slepen/trekken • drag something in (by the head and shoulders)geen haar op m'n hoofd die eraan denkt • I would not dream of itiemand geen haar krenken • not touch a hair of someone's headberouw/spijt hebben als haren op z'n hoofd • feel as sorry as could beelkaar in de haren vliegen • fly at each other, be at each other's throatsiemand tegen de haren instrijken • rub someone up the wrong wayiemand de haren te berge doen rijzen • make someone's hair stand on endm'n haren rezen te berge (van schrik) • my hair stood on end (with fear)het scheelde maar een haar of ik had haar geraakt • I just missed hitting herop een haar na • very nearlygeen haar beter zijn • not be a whit/one bit better1 [al de lichaamsharen] hair2 [het hoofdhaar] hair♦voorbeelden:z'n haar kammen/borstelen • comb/brush one's hairz'n haar laten knippen • have a haircutz'n haar verven • dye one's hairgoed in z'n haar zitten • have a thick head of hair————————haar2♦voorbeelden:hij gaf het haar • he gave it to herdie van haar is wit • hers is whiteII 〈bezittelijk voornaamwoord; vrouwelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:zij doet het hare • she does her share -
105 haardos
-
106 heet
1 [zeer warm] hot♦voorbeelden:heet water • hot waterhet heet hebben • be hotin het heetst van de strijd • in the thick/heat of the battle2 het ging er heet toe • things got pretty hot/heatedII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden: -
107 het er dik bovenop leggen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het er dik bovenop leggen
-
108 het ijs houdt (nog niet)
het ijs houdt (nog niet)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het ijs houdt (nog niet)
-
109 het is dik aan tussen hen
het is dik aan tussen henVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het is dik aan tussen hen
-
110 het is dikke mik tussen die twee
het is dikke mik tussen die tweeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het is dikke mik tussen die twee
-
111 het stof lag in vlokken onder het bed
het stof lag in vlokken onder het bedVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het stof lag in vlokken onder het bed
-
112 hij doet/is wel wat overdreven
hij doet/is wel wat overdrevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij doet/is wel wat overdreven
-
113 hij heeft een dikke huid
hij heeft een dikke huidVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij heeft een dikke huid
-
114 hoe kan ik je dit aan je verstand peuteren!
hoe kan ik je dit aan je verstand peuteren!how can I get this into your thick skull!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hoe kan ik je dit aan je verstand peuteren!
-
115 hout
1 [stof waaruit bomen bestaan] wood♦voorbeelden:1 een lading/stuk hout • a load/piece of wood〈 figuurlijk〉 van dik hout zaagt men planken • 〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉hout hakken/zagen • chop/saw woodhout sprokkelen • gather wooddie redenering snijdt geen hout • that line of reasoning will not wash -
116 huid
1 [vel] skin♦voorbeelden:met een donkere/lichte huid • dark-/fair-skinnedde huid afstropen • skinom zijn huid te redden • to save his skin〈 figuurlijk〉 zijn huid duur verkopen • fight to the bitter end, sell one's life dearly〈 figuurlijk〉 in iemands huid kruipen • put oneself in someone else's shoes/placetot op de huid nat worden • get soaked to the skin2 gedroogde/gelooide huid • dried/tanned hidede huid verkopen voor de beer geschoten is • count one's chickens before they're hatched -
117 iemand door dik en dun volgen
iemand door dik en dun volgensupport someone/stand by someone through thick and thin/fair and foulVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand door dik en dun volgen
-
118 iets breed uitmeten
iets breed uitmetenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets breed uitmeten
-
119 ijs
1 [bevroren water(oppervlak)] ice2 [lekkernij] ice cream♦voorbeelden:het ijs houdt (nog niet) • the ice is (not yet) thick enough (to bear one's weight)de haven was door ijs gesloten • the port was icebound/closed off by iceik drink m'n whisky zonder ijs of water • I drink my whisky straight -
120 in het heetst van de strijd
in het heetst van de strijdin the thick/heat of the battleVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in het heetst van de strijd
См. также в других словарях:
Thick — (th[i^]k), a. [Compar. {Thicker} ( [ e]r); superl. {Thickest}.] [OE. thicke, AS. [thorn]icce; akin to D. dik, OS. thikki, OHG. dicchi thick, dense, G. dick thick, Icel. [thorn]ykkr, [thorn]j[ o]kkr, and probably to Gael. & Ir. tiugh. Cf.… … The Collaborative International Dictionary of English
thick — [thik] adj. [ME thikke < OE thicce, thick, dense, akin to Ger dick < IE base * tegu , thick, fat > OIr tiug] 1. having relatively great depth; of considerable extent from one surface or side to the opposite; not thin [a thick board] 2.… … English World dictionary
thick — ► ADJECTIVE 1) with opposite sides or surfaces relatively far apart. 2) (of a garment or fabric) made of heavy material. 3) made up of a large number of things or people close together: thick forest. 4) (thick with) densely filled or covered with … English terms dictionary
thick — thick; thick·en; thick·en·er; thick·et; thick·et·ed; thick·ety; thick·ish; thick·ly; thick·ness; thick·head·ed·ly; thick·head·ed·ness; … English syllables
Thick — Thick, n. 1. The thickest part, or the time when anything is thickest. [1913 Webster] In the thick of the dust and smoke. Knolles. [1913 Webster] 2. A thicket; as, gloomy thicks. [Obs.] Drayton. [1913 Webster] Through the thick they heard one… … The Collaborative International Dictionary of English
thick — [adj1] deep, bulky blubbery, broad, burly, chunky, compact, concrete, consolidated, fat, firm, hard, heavy, high, husky, massive, obese, pudgy, solid, squat, stocky, stubby, stumpy, substantial, thickset, wide; concepts 491,773 Ant. attenuated,… … New thesaurus
Thick — can refer to:* Thick description of human behavior * Thick set, a set of integers * Thick Records, a record label * Thick Physique * A thick , someone lacking in intelligence. Stupid person … Wikipedia
thick — (adj.) O.E. þicce not thin, dense, from P.Gmc. *theku , *thekwia (Cf. O.S. thikki, O.H.G. dicchi, Ger. dick, O.N. þykkr, O.Fris. thikke), from PIE *tegu thick (Cf. Gaelic tiugh). Secondary O.E. sense of close together is preserved in … Etymology dictionary
Thick — (th[i^]k), adv. [AS. [thorn]icce.] 1. Frequently; fast; quick. [1913 Webster] 2. Closely; as, a plat of ground thick sown. [1913 Webster] 3. To a great depth, or to a greater depth than usual; as, land covered thick with manure. [1913 Webster]… … The Collaborative International Dictionary of English
thick´en|er — thick|en «THIHK uhn», transitive verb. to make thick or thicker: »to thicken a wall. Mother thickens the gravy with flour. SYNONYM(S): coagulate, congeal, condense. –v.i. 1. to become thick or thicker: »The pudding will thicken as it cools. The… … Useful english dictionary
thick|en — «THIHK uhn», transitive verb. to make thick or thicker: »to thicken a wall. Mother thickens the gravy with flour. SYNONYM(S): coagulate, congeal, condense. –v.i. 1. to become thick or thicker: »The pudding will thicken as it cools. The weather… … Useful english dictionary