-
1 that
adj. die, dat--------adv. die, dat--------conj. dat--------pron. die, datthat11 die/dat2 die/datgene ⇒ hij, zij, dat♦voorbeelden:that's life • zo is het leventhat is (to say) • dat wil zeggen, te weten, tenminstewho's that crying? • wie huilt daar (zo)?〈 aan telefoon, Brits-Engels〉 who's that? • met wie spreek ik?the best linen is that from Flanders • het beste linnen komt uit Vlaanderenjust like that • zo maar (even)don't yell like that • schreeuw niet zohe's into Zen and all that • hij interesseert zich voor zen en zohe isn't as stupid as all that • zo stom is hij ook weer nietthat's that • dat was het dan, zo, voor mekaar, dat zit erop; 〈 als bevel〉en nou is 't uit!¶ 〈 informeel〉 that's it • dat is 't hem nu juist, dat is (nu juist) het probleem; dat is wat we nodig hebben/de oplossing/het; dit/dat is het eindeit's practical and beautiful at that • het is praktisch, en bovendien nog mooi ookwe left it at that • we lieten het daarbij/maar zowith that • (onmiddellijk) daarna1 die/dat ⇒ wat, welke♦voorbeelden:2 the day that he arrived • de dag dat/waarop hij aankwamthe house that he lives in • het huis waarin hij woont————————that22 heel ⇒ heel erg, zo♦voorbeelden:————————that3[ ðæt] 〈determinator; meervoud: those〉1 die/dat2 dat/die ⇒ de/het♦voorbeelden:do you see that house? • zie je dat huis daar?do you want this hat or that one? • wil je deze hoed of die?————————that4♦voorbeelden:1 it was only then that I found out that … • pas toen ontdekte ik dat …she knew that he was ill • ze wist dat hij ziek was3 he's the better candidate in that he has experience • hij is de beste kandidaat omdat hij ervaring heeftnot that I care, but … • niet dat het mij iets kan schelen, maar …I didn't go, that he would not follow me • ik ben niet gegaan, zodat hij me niet zou volgenanywhere that you would like to go • waar je ook naar toe zou willenII 〈nevenschikkend voegwoord; in uitroep〉1 dat♦voorbeelden:1 that it should come to this! • dat het zover moest komen! -
2 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
3 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
4 for
gezichtsveld (van camera of van doelzoekende kop van raket)for1[ fo:] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉♦voorbeelden:————————for21 〈doel of reden; ook figuurlijk〉 voor ⇒ om, met het oog op, omwille van, wegens, bedoeld om, ten behoeve van2 voor ⇒ wat betreft, gezien, in verhouding met4 in de plaats van ⇒ tegenover, in ruil voor8 〈leidt een bijzin met onbepaalde wijs met to in die een subjunctieve betekenis heeft〉dat/als … zou … ⇒ dat … moet …♦voorbeelden:send for the boy • stuur iemand om de jongen (te halen)medicine for a fever • medicijnen tegen de koortslong for home • verlangen naar huiswrite for information • schrijven om informatiedo it for Jill • doe het omwille van Jill, doe het voor Jillshe detested him for the liar he was • ze verafschuwde hem omdat hij zo'n leugenaar wasbe hungry for love • snakken naar liefdeset out for Paris • vertrekken met bestemming Parijsfor God's sake! • om godswil!thank you for coming • bedankt dat je gekomen bentnow for it • en nu erop losyou're for it! • er zwaait wat voor je!what for • waaromgood for John • goed voor John zijn doenan ear for music • een muzikaal gehoorit's not for me to • het is niet aan mij om teso much for that • dat is datfor one, we have no money • om te beginnen hebben we geen geldfor one thing we cannot, for another we will not • ten eerste kunnen we niet en ten tweede willen we nietI for one will not do it • ik zal het in elk geval niet doenJohn, for one, objects • John bijvoorbeeld heeft bezwarenfor all that • toch〈 om een bijzin in te leiden〉 for all (that) • niettegenstaande (dat), alhoewelfor all I care • voor mijn partthere's a car for you • daar heb je nu nog eens een autofor once • voor een keerfor the last time, stop it • dit is de laatste keer (dat ik het vraag), hou ermee opthe better for us • des te beter voor onsI am for leaving • ik stel voor te vertrekkenfor and against • voor en tegenpass for a lady • doorgaan voor een damedolls for presents • poppen als geschenkleft for dead • als dood achterlaten6 nicknamed ‘shiny’ for his baldness • bijgenaamd ‘shiny’ om zijn kaalheida cheque for £50 • een cheque ter waarde van £50push for all you are worth • duw uit alle machtit was not for long • het duurde niet lang8 for her to go to Germany would mean that … • als zij naar Duitsland zou gaan, zou dat inhouden dat …for her to leave us is impossible • het is onmogelijk dat zij ons zou verlatenfor this to work it is necessary to • wil dit lukken, dan is het nodig te¶ anyone for coffee? • wil er iemand koffie?now for the story • en nu het verhaalgood for John! • goed zo, John!————————for31 want ⇒ daar, aangezien♦voorbeelden: -
5 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe -
6 this
adj. deze, dit--------adv. dat; dit--------pron. dit; datthis1[ ðis] 〈voornaamwoord; meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 nu ⇒ dit♦voorbeelden:a fine mess, this • een mooie rommel is ditthe points at issue are these: housing, employment, … • de punten waarover het gaat zijn de volgende: huisvesting, tewerkstelling, …this is a rose and that a lily • dit is een roos en dat een leliewhat's all this? • wat is hier (allemaal) aan de hand?this is where I live • hier woon ik〈 Amerikaans-Engels, aan telefoon〉 who is this? • met wie spreek ik?do it like this • doe het zoit's/things are like this • 't zit zo, de zaken liggen zoafter this • hiernaat this • op dit/dat ogenblik¶ this is it! • dit is het einde/geweldig; nu heb ik er genoeg van!they talked about this and that • ze praatten over ditjes en datjesfor all this • niettegenstaande dit alles————————this2〈 bijwoord〉1 zo♦voorbeelden:I know this much, that the idea's crazy • ik weet in elk geval dat het een krankzinnig idee is————————this3〈meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 〈 temporele nabijheid〉laatste/voorbije♦voorbeelden:this very moment • op ditzelfde ogenblikdo you want this suit or that one? • wil je dit pak of dat?2 this day • (de dag van) vandaag/hedenshe's so grumpy these days • ze is tegenwoordig zo humeurigthis morning • vanmorgenafter all these years • na al die jaren3 where are you travelling this summer? • waar ga je de komende zomer naar toe?I'm leaving this Wednesday • ik vertrek (aanstaande) woensdag♦voorbeelden:this fellow came cycling along • er kwam een kerel aangefietst -
7 fine
adj. mooi; (haar)fijn; mager, smal; verkozen; uitstekend; scherp; gepolijst; delicatesse; puur; elegant--------adv. tot het dunne af; mooi, goed; uitstekend--------n. (geld)boete--------v. boete geven; verfijnen, dunner makenfine1[ fajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fine21 fijn ⇒ dun, scherp3 delicaat ⇒ fijn, goed♦voorbeelden:〈 ironisch〉 a fine friend you are! • (een) mooie vriend ben jij!fine and dandy • alles goed en wel, primathat's all very fine • allemaal goed en welfine with me • mij goed/best3 fine workmanship • goed/technisch geraffineerd vakmanschapone of these fine days • vandaag of morgena fine gentleman/lady • een hele meneer/mevrouwnot to put too fine a point/an edge on it • zonder er doekjes om te windencome to/reach a fine pass • in een lastig parket rakenthe fine points of the argument • de subtiele punten van de redeneringfine silver • zilver van hoog gehalte♦voorbeelden:1 I'm fine, thanks • met mij gaat het goed, dank je————————fine3〈 werkwoord〉1 beboeten♦voorbeelden:1 be fined £10 for smoking • £10 boete krijgen wegens roken————————fine41 fijn ⇒ goed, in orde♦voorbeelden:it suits me fine • ik vind het prima2 cut up onions fine • uien fijn/klein snipperen¶ you are cutting it fine if you want to catch your train • dat wordt erg krap als je die trein wil halen -
8 worth
n. Worth, dorp in Illinois (V.S.); stad in Missoure (V.S.); streek in Georgia (V.S.)worth1[ wə:θ] 〈zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 markt/tegenwaarde♦voorbeelden:of great/little/no worth • van grote/geringe/geen waarde————————worth21 waard♦voorbeelden:1 land worth 100,000 dollars • land met een waarde van 100.000 dollarwhat's your old man worth? • hoeveel bezit jouw vader?any biologist worth the name • iedere bioloog van enige naamit is worth (one's) while • het is de moeite waardworth seeing • bezienswaardigit's well worth doing • het loont ruimschoots de moeitefor what it's worth • voor wat het waard isit's worth it • het is de moeite waard¶ not worth the paper it is printed/written on • zonde van het papier, waardeloosnot worth a red cent • geen cent waardhe is (not) worth his salt • hij is zijn geld (niet) waarda trick worth two of that • een beter middelmake it worth your while • het de moeite waard maken voor jefor all one is worth • uit alle macht -
9 quick
adj. snel; vlug; sneldenkend; snel begrijpend; vloeibaar; levendig--------adv. snel; met grote snelheid, vlug--------n. levende mensen; levend; snel; gevoelige plekkenquick1[ kwik] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 hart ⇒ kern, essentie♦voorbeelden:2 cut someone to the quick • iemand in zijn hart raken, iemands gevoelens diep kwetsen————————quick2〈bijvoeglijk naamwoord; quickness〉1 snel ⇒ gauw, vlug2 gevoelig ⇒ vlug (van begrip), scherp♦voorbeelden:quick march! • voorwaarts/ingerukt mars!in quick succession • snel achter elkaarhe is quick to take offence • hij is gauw beledigd‘Have a drink?’ ‘Yes, I'll take a quick one’ • ‘Wat drinken?’ ‘Ja, een snelle dan’〈 slang〉 quick on the draw/uptake • sneldenkend/doorziend, flitsend————————quick31 vlug ⇒ gauw, snel♦voorbeelden:we all want to get rich quick • we willen allemaal snel rijk worden -
10 reason
n. reden; wijsheid--------v. denken; beredeneren; beargumenterenreason1[ rie:zn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 reden ⇒ beweegreden, oorzaak♦voorbeelden:by reason of • wegenswith (good) reason • terechtit stands to reason that • het spreekt vanzelf datdemands past/beyond all reason • onredelijke eisenanything (with)in reason • alles wat redelijk/mogelijk is————————reason2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door redenering afleiden ⇒ beredeneren, veronderstellen♦voorbeelden:reason something out • iets beargumenteren/uitdenkenreason someone out of a plan • iemand een plan uit het hoofd praten
См. также в других словарях:
The One with the Proposal — is an double length episode of the television situation comedy Friends . It first aired on May 18, 2000,Highlights from television’s most popular sitcom’s 10 memorable season, The Plain Dealer (Cleveland, OH), May 6, 2004, page F1.] as the finale … Wikipedia
The Goose That Laid the Golden Eggs — is one of many fables attributed to Aesop, and one that can be found in a compilation of his works cited and sourced at the bottom of this article. It is very popular, as are many of his fables, which also include The Fox and the Grapes, The Boy… … Wikipedia
The Ties That Bind (The O.C. episode) — Infobox Television episode Colour = #ffaa44 Series = The O.C. Title = The Ties That Bind Season = 1 (2003 2004) Caption = Here comes the bride. Episode = 27 Airdate = May 5, 2004 (FOX) Writer = Josh Schwartz Director = Patrick Norris Production … Wikipedia
That's the Way It Is (song) — Infobox Single Name = That s The Way It Is Artist = Céline Dion from Album = All the Way… A Decade of Song Released = Start date|1999|11|1 Format = CD single, 12 single Recorded = Paradise Sounds, Cheiron Studios Genre = Pop Length = 4:01… … Wikipedia
The One Percent Doctrine — (ISBN 0 7432 7109 2) is a nonfiction book by Pulitzer Prize winning journalist[1] Ron Suskind about America s hunt for terrorists since September 11th. On July 24th 2006, it reached number 3 on the New York Times Best Seller list.[2] It assesses… … Wikipedia
The One with the Prom Video — Infobox Television episode Title = The One with the Prom Video Series = Friends Season = 2 Episode = 14 Airdate = February 1, 1996 Writer = Alexa Junge Director = James Burrows Guests = Elliott Gould as Jack Geller Christina Pickles as Judy… … Wikipedia
The One After Vegas — Infobox Television episode Title = The One After Vegas Series = Friends Season = 6 Episode = 1 Airdate = September 23, 1999 Production = 225551 Writer = Adam Chase Director = Kevin S. Bright Guests = Bill Stevenson as Rick Prev = The One in Vegas … Wikipedia
The Hand That Rocks the Cradle (film) — Infobox Film name = The Hand That Rocks the Cradle caption = Theatrical release poster director = Curtis Hanson producer = David Madden writer = Amanda Silver starring = Annabella Sciorra Rebecca De Mornay Matt McCoy Ernie Hudson Julianne Moore… … Wikipedia
The One (Backstreet Boys song) — Infobox Single Name = The One Cover size = Caption = Artist = Backstreet Boys from Album = Millennium A side = B side = Released = May 30, 2000 Format = CD Single Recorded = December 1998 Genre = Pop/Dance, Piano Pop Length = 3:46 Label = Jive… … Wikipedia
The One with the Apothecary Table — Infobox Television episode Title = The One with the Apothecary Table Series = Friends Season = 6 Episode = 11 Airdate = January 6, 2000 Writer = Brian Boyle (teleplay) Zachary Rosenblatt (story) Director = Kevin S. Bright Guests = Elle Macpherson … Wikipedia
The One That You Love (album) — Infobox Album Name = The One That You Love Type = Studio album Artist = Air Supply Released = 1981 Genre = soft rock Label = Arista Records Last album = Lost in Love (1980) This album = The One That You Love (1981) Next album = Now and Forever… … Wikipedia