-
21 suffer pain
pijnlijden -
22 suffer severely from
zwaar lijden aan -
23 suffer the tortures of the damned
helse martelingen ondergaanEnglish-Dutch dictionary > suffer the tortures of the damned
-
24 not suffer fools (gladly)
-
25 men are born to suffer
mensen zijn geboren om te lijden -
26 to suffer
ondergaan -
27 болван
n1) gener. een hork van een vent, een houten klaas, stommerd, stommerik, suffer, uil, uilskop, uilskuiken2) colloq. knul, loeres3) sl. theemuts -
28 мечтатель
ngener. suffer, dromer, fantast, mijmeraar -
29 остолоп
-
30 соня
-
31 affront
n. belediging--------v. beledigenaffront1[ əfrunt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 belediging ⇒ affront, krenking♦voorbeelden:————————affront2〈 werkwoord〉1 (openlijk) beledigen ⇒ krenken, affronteren♦voorbeelden: -
32 casualty
n. dode; gevallene; door een ongeluk geraakt[ kæzjoeəltie] 〈meervoud: casualties〉1 (dodelijk) ongeval ⇒ ongeluk, ramp(spoed)♦voorbeelden:suffer heavy casualties • zware verliezen lijden -
33 concussion
-
34 constriction
n. vernauwing; inkrimping; beklemming[ kənstriksjn]2 vernauwing ⇒ verenging, versmalling3 benauwdheid ⇒ beklemdheid, benauwenis♦voorbeelden:1 a constriction in the chest • een beklemd/benauwd gevoel op de borst3 suffer from constriction of the chest • het benauwd hebben, aamborstig zijn -
35 damnation
n. verdoeming, verdoemenis[ dæmneesjn]1 verdoeming ⇒ verdoemenis, vervloeking♦voorbeelden:¶ damnation! • allejezus!, verdomme! -
36 defeat
n. nederlaag, verlies--------v. overwinnen, winnen; verijdelendefeat1[ diffie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:defeat of an opponent • overwinning op een tegenstander————————defeat2〈 werkwoord〉1 verslaan ⇒ overwinnen, winnen van♦voorbeelden:2 be defeated in an attempt • een poging zien mislukken/stranden -
37 duffer
-
38 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen -
39 injury
n. verwonding, letsel[ indzjərie] 〈meervoud: injuries〉1 verwonding ⇒ letsel, blessure♦voorbeelden:suffer minor injuries • lichte verwondingen oplopen -
40 jar
n. pot, potje; schok; ruzie; krakend geluid--------v. krassen, schuren; trillen, niet harmoniëren; onaangenaam aandoen; doen trillen, doen bevenjar1[ dzja:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (zenuw)schok ⇒ onaangename verrassing, ontnuchtering♦voorbeelden:————————jar2〈 jarred〉♦voorbeelden:his voice jars on my ears • zijn stem doet pijn aan mijn orenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Suffer — Suf fer, v. t. [imp. & p. p. {Suffered}; p. pr. & vb. n. {Suffering}.] [OE. suffren, soffren, OF. sufrir, sofrir, F. souffrir, (assumed) LL. sofferire, for L. sufferre; sub under + ferre to bear, akin to E. bear. See {Bear} to support.] 1. To… … The Collaborative International Dictionary of English
Suffer — Studioalbum von Bad Religion Veröffentlichung 1988 Label Epitaph Records Format … Deutsch Wikipedia
suffer — I (permit) verb abide, accede, accept, acquiesce, allow, assent, authorize, be reconciled, be resigned, bear with, brook, comply, concede, consent, empower, give consent, give leave, give permission, grant, grant permission, indulge, let, license … Law dictionary
Suffer — Suf fer, v. i. 1. To feel or undergo pain of body or mind; to bear what is inconvenient; as, we suffer from pain, sickness, or sorrow; we suffer with anxiety. [1913 Webster] O well for him whose will is strong! He suffers, but he will not suffer… … The Collaborative International Dictionary of English
Suffer — Álbum de estudio de Bad Religion Publicación 1 de noviembre de 1988 Grabación abril de 1988, en Westbeach Recorders, Hollywood, California Género(s) Punk rock … Wikipedia Español
suffer — [suf′ər] vt. [ME suffren < Anglo Fr suffrir < OFr sofrir < VL * sufferire, for L sufferre, to undergo, endure < sub ,SUB + ferre, to BEAR1] 1. to undergo (something painful or unpleasant, as injury, grief, a loss, etc.); be afflicted… … English World dictionary
Suffer — est le 3e album de Bad Religion, sorti en 1988 chez Epitaph. Liste des morceaux « You Are (The Government) » « 1000 More Fools » « How Much Is Enough? » « When? » « Give You Nothing » « Land… … Wikipédia en Français
suffer — [v1] be in pain ache, agonize, ail, be affected, be at disadvantage, be convulsed, be handicapped, be impaired, be racked, be wounded, brave, complain of, deteriorate, droop, endure, experience, fall off, feel wretched, flag, get, go through,… … New thesaurus
suffer — ► VERB 1) experience or be subjected to (something bad or unpleasant). 2) (suffer from) be affected by or subject to (an illness or ailment). 3) become or appear worse in quality. 4) archaic tolerate. 5) archaic allow (someone) to do something.… … English terms dictionary
suffer — early 13c., to be made to undergo, endure (pain, death, punishment, judgment, grief), from Anglo Fr. suffrir, from O.Fr. sufrir, from V.L. *sufferire, variant of L. sufferre to bear, undergo, endure, carry or put under, from sub up, under (see… … Etymology dictionary
suffer — 1 *bear, endure, abide, tolerate, stand, brook Analogous words: accept, *receive, admit: *yield, submit, bow 2 *experience, undergo, sustain Analogous words: submit, succumb, defer, * … New Dictionary of Synonyms