-
1 strook
-
2 strook
vbande f -
3 strook
bande, bandeau, raie, rayure -
4 baan
4 [sport en spel] piste ⇒ 〈 tennis〉 court 〈m.〉 ⇒ 〈 bij zwemmen, atletiek〉 couloir 〈m.〉 ⇒ 〈 auto〉 circuit 〈m.〉7 [techniek] voie♦voorbeelden:wat een baan! • quel métier!een baan bij de overheid • un emploi dans l'Administration2 iets op de lange baan schuiven • reporter qc. indéfiniment〈 figuurlijk〉 ruim baan geven • donner carte blanche (à qn.)〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iemand over de baan kunnen • s'entendre avec qn.dat is van de baan • il n'en est plus question4 een baantje trekken • 〈m.b.t. schaatsen〉 faire un tour de piste; 〈m.b.t. zwemmen〉 faire une longueur de bassin -
5 band
band1〈de〉 〈 muziek〉————————band2I 〈de〉1 [strook stof] bande 〈v.〉 ⇒ 〈 klein〉 bandelette 〈v.〉 ⇒ 〈 ter omsluiting〉 bandeau 〈m.〉 ⇒ 〈 smal〉 ruban 〈m.〉3 [magneetband] bande (magnétique)♦voorbeelden:iets op de band opnemen • enregistrer qc. sur bandeaan de band staan • travailler à la chaîne¶ iemand aan banden leggen • brider qn.door de band • habituellementuit de band springen • 〈 zich tuchteloos gedragen〉 faire des écarts (de conduite); 〈 zich laten gaan〉 faire les quatre cents coupsII 〈 het〉1 [lintvormig weefsel] ruban -
6 reep
♦voorbeelden: -
7 schroot
I 〈 het〉II 〈de〉 -
8 strand
♦voorbeelden: -
9 streep
♦voorbeelden:dat haalde een lelijke streep door de rekening • cela a chambardé tous nos projetseen witte streep op de rijweg • une bande blanche sur la chaussée〈 figuurlijk〉 iemand over de streep trekken • gagner qn. (à une cause) -
10 strip
-
11 weg
weg1〈de〉♦voorbeelden:eigen weg • chemin privéde openbare weg • la voie publique〈 figuurlijk〉 iemand van de rechte weg afleiden • détourner qn. du droit cheminde weg bereiden • préparer la voie〈 figuurlijk〉 de weg effenen voor iemand • préparer le terrain pour qn.zijn eigen weg gaan • suivre sa propre voiezijn weg vinden • faire son cheminiemand de weg wijzen • montrer le chemin à qn.aan de weg naar Delft • au bord de la route de Delftzo oud als de weg naar Kralingen, Rome • vieux comme le mondeop weg gaan (naar) • se mettre en route (pour)〈 figuurlijk〉 iemand op weg helpen • mettre qn. sur la (bonne) voiehij is op weg beroemd te worden • il est en passe de devenir célèbrede wagen ligt vast, goed op de weg • la voiture tient bien la route〈 spreekwoord〉 de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens • l'enfer est pavé de bonnes intentions〈 spreekwoord〉 wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks • qui édifie en grande place, fait maison trop haute ou trop basselangs deze onsympathieke weg • par ce moyen peu sympathiquelangs vreedzame weg • par la négociationeen weg te voet afleggen • parcourir un chemin à piediemand de weg afsnijden • couper la route à qn.zich een weg banen • se frayer un cheminmet zijn geld geen weg weten • ne pas savoir que faire de son argentiemand iets in de weg leggen • mettre des bâtons dans les roues à qn.iemand in de weg lopen • être dans les jambes de qn.dat zit me in de weg • ça m'irriteiemand in de weg staan • gêner qn.problemen uit de weg ruimen • résoudre des problèmesuit de weg kunnen • savoir comment s'y prendre (avec qn., qc.)uit de weg! • laisse(z)-moi passer!iemand uit de weg gaan • éviter qn.iemand uit de weg ruimen • liquider qn.→ link=wil wil————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig] parti2 [niet te vinden] disparu3 [+ van][verrukt] fou/fol/folle4 [verwijderd] loin♦voorbeelden:weg wezen! • allez, ouste!weg met …! • à bas …!¶ als dat gebeurt ben je weg • dans ce cas-là, tu seras fichuiets weg hebben van • ressembler un peu à〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iets weg zijn • avoir pigé qc.in het wilde weg schieten • tirer au hasard
См. также в других словарях:
Strook — Strook, obs. imp. of {Strike}. Dryden. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Strook — Strook, n. A stroke. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
strook — /strook/, v. Scot. and North Eng. a pt. and pp. of strike. * * * … Universalium
strook — obsolete variant of struck * * * strook «struk», verb. Obsolete. struck; a past participle of strike. * * * strook(e, en see strike v., stroke … Useful english dictionary
bı̏strook — (bistròok) prid. 〈odr. ī/bistròokī〉 koji ima bistro (oštro) oko, koji bistro i jasno gleda; bistrovid … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
strike — strikeless, adj. /struyk/, v., struck or (Obs.) strook; struck or (esp. for 31 34) stricken or (Obs.) strook; striking; n., adj. v.t. 1. to deal a blow or stroke to (a person or thing), as with the fist, a weapon, or a hammer; hit … Universalium
strooke — /strōk/ noun (obsolete) A stroke • • • Main Entry: ↑strook * * * strook(e, en see strike v., stroke … Useful english dictionary
juge d'in|struc|tion — «zhooZH dan strook syawn», plural. juges d in|struc|tion «zhooZH dan strook syawn». French. an examining magistrate authorized to interrogate witnesses and suspects … Useful english dictionary
ABRAMS, ROBERT — (1938– ), U.S. politician, attorney general of New York. Abrams received his B.A. from Columbia College in 1960 and graduated from New York University School of Law in 1963. In 1965, he was elected at the age of 27 to the first of three terms in… … Encyclopedia of Judaism
HAUSER, RITA ELEANOR — (1934– ), U.S. lawyer and U.N. representative known for her interests in world peace, human rights, and philanthropic ideals. The elder of two daughters of Nathan and Frieda Abrams, Hauser received her B.A. from Hunter College in 1954, did… … Encyclopedia of Judaism
HELLER, ẒEVI HIRSCH — (1776–1834), Galician and Hungarian rabbi. Born in Zamoscz, Galicia, Heller was already noted for his acumen in his youth and was designated Hirsch Ḥarif ( Hirsch, the sharp witted ). His first rabbinate was in Brugl, Silesia, and in 1817 he was… … Encyclopedia of Judaism