-
21 at home 9 to 11
at home 9 to 11 -
22 home
adj. mijn huis; mijn familie--------adv. thuis; naar huis--------n. huis--------v. naar huis gaan/vliegen/teruggaanhome1[ hoom] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 thuis5 bakermat ⇒ zetel, haard♦voorbeelden:at home 9 to 11 • spreekuur van 9 tot 11〈 figuurlijk〉 at home in/on/with • thuis/goed inmake yourself at home • doe alsof je thuis bent(away) from home • van huisit's a home (away) from home • het is er zo goed als thuis/een tweede thuis〈 spreekwoord〉 home is where the heart is • eigen haard is goud waard; zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens thuis, in mijn 〈enz.〉geboortedorp/stad/streek/land thuis, in mijn 〈enz.〉geboortedorp/stad/streek/land→ Englishman Englishman/————————home23 lokaal5 raak♦voorbeelden:home brew • zelf gebrouwen bierhome computer • huiscomputerhome cooking • Hollandse pot, eenvoudige kosthome goal • thuisdoelpunthome movie • zelf opgenomen filmhome office • hoofdkantoorhome port • thuishavenhome remedy • huismiddel(tje)Home Guard • (lid van de) burgerwachtHome Rule • zelfbestuur————————home3〈 werkwoord〉1 naar huis gaan/vliegen/teruggaan♦voorbeelden:————————home4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:3 at last it's come home to me how much I owe my parents • ineens drong het tot mij door hoeveel ik mijn ouders verschuldigd benhit/strike home • doel treffen -
23 receive
v. ontvangen; ontvangen; verkrijgen[ rissie:v]1 ontvangen ⇒ verwelkomen, bezoek/gasten ontvangen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontvangen ⇒ krijgen, in ontvangst nemen2 opvangen ⇒ toelaten, opnemen♦voorbeelden:2 be at/on the receiving end • al de klappen krijgen/klachten incasseren -
24 surgery
n. operatie, chirurgie[ sə:dzjərie] 〈meervoud: surgeries〉♦voorbeelden:be in/have/undergo surgery • geopereerd worden -
25 the doctor does not receive on Wednesdays
English-Dutch dictionary > the doctor does not receive on Wednesdays
-
26 le
le1 [lə],♦voorbeelden:1 je l'en remercie • ik bedank hem, haar ervoorêtes-vous le roi? je le suis • bent u de koning? dat ben ik————————le2 [lə],〈 lidwoord〉1 de, het♦voorbeelden:l'article trois • artikel driela Callas • Callasoh! le beau chien • o, wat een mooie hondle commissaire Maigret • commissaris Maigretallez, les enfants! • kom, kinderen!il s'est cassé la jambe • hij heeft zijn been gebrokenle médecin reçoit le(s) lundi(s) • de dokter houdt spreekuur op maandagla mine allongée • met een lang gezicht〈 informeel〉 le Pierre, la Jeanne • Piet, Jannietrois fois la semaine • drie keer per weekà la française • op z'n Fransl'on • men1. = la; = les; pron1) hem, haar [persoon]2) hen, ze [persoon pl]3) het [zaak]4) ze [zaak pl]2. = la; = les; artde, het -
27 donner des consultations
Dictionnaire français-néerlandais > donner des consultations
-
28 le médecin reçoit le lundi
le médecin reçoit le(s) lundi(s)Dictionnaire français-néerlandais > le médecin reçoit le lundi
-
29 приёмный час
-
30 afspraak
♦voorbeelden:een afspraak maken bij de tandarts • prendre un rendez-vous chez le dentistedat is tegen de afspraak • ce n'est pas ce que nous avons convenuvolgens (de) afspraak • comme convenubezoek na afspraak • visite sur rendez-vousspreekuur volgens afspraak • consultation sur rendez-vous -
31 afspraak
1 appointment 〈met arts enz.〉; engagement 〈 bijvoorbeeld voor zaken of sociaal〉; 〈 overeenkomst〉 agreement♦voorbeelden:een afspraak maken/hebben bij de tandarts • make/have an appointment with the dentisteen afspraak nakomen, zich aan een afspraak houden • 〈 met iemand〉 keep an appointment; 〈 overeenkomst〉 stick to an agreementspreekuur volgens afspraak • consultation by appointment -
32 Sprechtag
-
33 in die Praxis kommen
in die Praxis kommen -
34 in die Sprechstunde gehen
in die Sprechstunde gehenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > in die Sprechstunde gehen
Страницы
- 1
- 2