-
1 spijtig
deplorabel, lamentabelDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > spijtig
-
2 грустный
adjgener. spijtig, verdrietig, bedroefd, droef, melancholiek, melancholisch, naargeestig, terneergedrukt, terneergeslagen, treurig, weemoedig, zwaarmoedig -
3 жалкий
ngener. (о шутке) morbide, ellendig, jammerlijk, miserabel, rampzalig, schunnig, spijtig, treurig, beroerd, armelijk, armhartig, armoedig, armzalig, berooid, deerlijk, erbarmelijk, kaal, klagelijk, kommerlijk, lamentabel, pover, schamel, zielig -
4 жаль
advgener. begrotelijk, het is jammer, het is spijtig -
5 колкий
adj1) gener. pikant, spijtig, spits, stekelachtig, venijnig, vinnig, bits, hatelijk, puntig, schamper, snibbig2) liter. bijtend, scherp -
6 печальный
adj1) gener. mistroostig, treurig, droefgeestig, bedroefd, betreurenswaard, betreurenswaardig, droef, droevig, jammerlijk, kommervol, naar, naargeestig, spijtig, triest, verdrietig, zielig, zwart -
7 язвительный
adj1) gener. bits, hatelijk, pikant, schamper, spijtig, spits, stekelachtig, venijnig, vlijmscherp2) liter. bijtend, bitter, giftig, scherp -
8 rueful
-
9 afflictive
adj. pijnlijk, spijtig -
10 afflictively
adv. spijtig -
11 ruefully
adv. spijtig, berouwvol, teleurgesteld -
12 déplorable
déplorable [deeplorraabl]1 deerniswekkend ⇒ beklagenswaardig, zielig2 afschuwelijk ⇒ jammerlijk, erbarmelijkadj1) beklagenswaardig, zielig2) erbarmelijk3) spijtig -
13 fâché
fâché [faasĵee]1 boos ⇒ kwaad, ontstemd♦voorbeelden:ils sont fâchés • zij zijn boos op elkaar, zij hebben ruzieêtre fâché avec qn. • met iemand gebrouilleerd zijnêtre fâché contre qn. • boos op iemand zijnadjboos, kwaad -
14 fâcheux
fâcheux [faasĵeu]1 vervelend ⇒ onaangenaam, lastig2 betreurenswaardig ⇒ sneu, jammer♦voorbeelden:c'est fâcheux • het is een kwalijke zaak= fâcheuse; adj2) vervelend -
15 regrettable
-
16 triste
triste [triest]1 verdrietig ⇒ treurig, bedroefd2 triest ⇒ naargeestig, troosteloos, somber3 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; vóór het zelfstandig naamwoord〉 erbarmelijk ⇒ bedroevend, triest, armzalig♦voorbeelden:————————|lugubre|méchant sterke zoete aperitiefwijnadj1) treurig, bedroefd2) triest, somber3) erbarmelijk, armzalig -
17 c'est bien triste
-
18 il est fâcheux que
il est fâcheux que 〈+ aanvoegende wijs〉————————il est fâcheux que 〈+ aanvoegende wijs〉 -
19 je suis fâché que
je suis fâché que -
20 deplorabel
betreurenswaardig, spijtigDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > deplorabel
Страницы
- 1
- 2