Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

speuren

Толкование Перевод

1 delving into

speuren,neuzen,vorsen

English-Dutch dictionary > delving into
2 delve

v. er diep op ingaan, goed nagaan; informatie zoeken

delve

[ delv]

1 speuren ⇒ vorsen, neuzen

♦voorbeelden:

1 delve among the newspapers • tussen de kranten speuren

delve into someone's past • in iemands verleden graven

English-Dutch dictionary > delve
3 hunt

n. jacht, achtervolging
--------
v. jagen, zoeken

hunt¹

[ hunt] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 voornamelijk enkelvoud〉 jacht(partij) ⇒ 〈 Brits-Engels voornamelijk〉 vossenjacht; 〈 figuurlijk〉 speur/zoektocht

2 jachtgezelschap

3 jachtgebied

♦voorbeelden:

1   the hunt is on for wild boar • de jacht op wilde zwijnen is open

————————

hunt²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 jagen ⇒ op (vossen)jacht zijn

2 zoeken ⇒ speuren

♦voorbeelden:

1   go out hunting • op jacht/uit jagen gaan

2   hunt high and low for something • overal zoeken naar iets

     hunt after/for an address • speuren naar een adres

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 jagen op ⇒ jacht maken op

2 afjagen ⇒ doorzoeken

3 verjagen

4 opjagen

♦voorbeelden:

1   〈 Amerikaans-Engels〉 hunt/ 〈 Brits-Engels〉 shoot buffalo • buffels schieten, op buffels jagen

4   a hunted look • een (op)gejaagde blik

→ hunt down hunt down/, hunt out hunt out/, hunt up hunt up/

English-Dutch dictionary > hunt
4 delve among the newspapers

delve among the newspapers

tussen de kranten speuren

English-Dutch dictionary > delve among the newspapers
5 hunt after/for an address

hunt after/for an address

speuren naar een adres

English-Dutch dictionary > hunt after/for an address
6 mouse

n. muis (ook in computers); (in computers) muis, een klein apparaat met drukknoppen dat op het scherm te zien is middels een pijl of een ander teken
--------
v. Muizen vangen (kat)

mouse¹

[ maus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: mice〉

1 muis 〈 ook computer〉

2 〈 informeel〉 bangerik

→ cat cat/

————————

mouse²

[ mauz] 〈 werkwoord〉

1 muizen ⇒ muizen vangen

2 snuffelen ⇒ (rond)neuzen, speuren

♦voorbeelden:

1 mouse about • rondsnuffelen

mouse round libraries • bibliotheken doorsnuffelen

English-Dutch dictionary > mouse
7 quest

n. (het) zoeken, huiszoeking; zoeken naar; opsporing ; verhoor, onderzoek
--------
v. zoeken; verzoeken; nagaan

quest¹

[ kwest] 〈 zelfstandig naamwoord〉〈 formeel〉

1 zoektocht

2 het gezochte

♦voorbeelden:

1 the quest for the Holy Grail • het zoeken naar de Heilige Graal

in quest of • op zoek naar

————————

quest²

〈 werkwoord〉〈 formeel〉

1 zoeken ⇒ speuren

English-Dutch dictionary > quest
8 search

n. onderzoek; opsporing; verhoor
--------
v. zoeken; examineren; onderzoeken; nagaan; verhoren; opsporen

search¹

[ sə:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 grondig onderzoek ⇒ opsporing; speurwerk; 〈 figuurlijk〉 jacht; fouillering; huiszoeking; 〈 computer〉 zoekbewerking/functie

♦voorbeelden:

1   search of conscience • gewetensonderzoek

     his search after glory • zijn jacht op/naar roem

     the search for terrorists • de jacht op terroristen

     in search of • op zoek naar

————————

search²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+for〉 grondig zoeken (naar) ⇒ speuren

♦voorbeelden:

¶ search after glory • roem najagen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 grondig onderzoeken ⇒ grondig bekijken; fouilleren; naspeuren

♦voorbeelden:

1   search one's conscience • zijn geweten onderzoeken

     search out • op het spoor komen

¶ 〈 informeel〉 search me! • weet ik veel!

English-Dutch dictionary > search
9 smell

n. geur; stank; geurzintuig
--------
v. ruiken; stinken; geuren; voelen

smell¹

[ smel] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 reuk ⇒ geur; 〈 figuurlijk〉 sfeer

2 vieze lucht

3 snuf

♦voorbeelden:

3   take a smell at this • ruik hier eens even aan

————————

smell²

〈 ook smelt, smelt [ smelt]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+of〉 ruiken (naar) ⇒ geuren (naar)

2 snuffelen ⇒ 〈 figuurlijk〉 speuren

3 〈+of〉 stinken (naar) ⇒ rieken (naar) 〈 ook figuurlijk〉

4 lijken ⇒ eruitzien als

♦voorbeelden:

2   smell about/round • rondsnuffelen; 〈 figuurlijk〉 op zoek zijn

3   the meat smells • het vlees stinkt

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 〈+at〉 ruiken (aan)

→ smell out smell out/

English-Dutch dictionary > smell
10 trace

n. spoor; tikje; indruk; paardentuig
--------
v. volgen; vinden; achtervolgen; (in computers) het volgen van de werking van een programma regel voor regel

trace¹

[ trees] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 spoor ⇒ voetspoor; 〈 ook figuurlijk〉 overblijfsel, vleugje

2 〈 wiskunde〉 snijpunt ⇒ doorgangspunt 〈 van een matrix〉

3 streng 〈 touw of ketting waarmee een paard voor een wagen gespannen wordt〉

♦voorbeelden:

1   not a trace of humour • geen greintje humor

     lose trace of • uit het oog verliezen

     gone without trace • spoorloos verdwenen

¶ kick over the traces • uit de band springen

————————

trace²

〈 werkwoord〉

1 〈+out〉 (uit)tekenen ⇒ schetsen, trekken 〈 lijn〉

2 (moeizaam) schrijven

3 overtrekken ⇒ calqueren

4 volgen ⇒ nagaan

5 〈+back〉nagaan/speuren ⇒ opsporen, terugvoeren

6 vinden ⇒ ontdekken

♦voorbeelden:

5   the rumour was traced back to his aunt • men kwam erachter dat het gerucht afkomstig was van zijn tante

6   I can't trace that book • ik heb dat boek niet kunnen vinden

English-Dutch dictionary > trace
11 wind

n. wind; storm; ademhaling; blaasinstrument; wind (laten); tip; praat zonder inhoud; neiging
--------
n. wind; windstreek; tocht; lucht, reuk; adem; de blaasinstrumenten; de blazers; doelloos gepraat, gezwets
--------
v. omdraaien; kronkelen; verkrommen; omwikkelen, omwinden; binden; omgewikkeld worden; van richting veranderen
--------
v. uit laten luchten; in een blaasinstrument blazen; ruikend zoeken; moeilijk ademen; verademen

wind¹

[ wajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 slag ⇒ (om)wenteling, draai

————————

wind²

[ wind, 〈 dichterlijk ook〉 wajnd]

I 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 wind ⇒ luchtstroom, tocht; rukwind

2 wind(streek) ⇒ windrichting

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 take the wind from/out of someone's sails • iemand de wind uit de zeilen nemen

     fair wind • gunstige wind

2   (sail/run) before the wind • voor de wind (zeilen)

¶ (see) how the wind blows/lies • (kijken) uit welke hoek de wind waait

     fling/throw something to the winds • iets in de wind slaan/veronachtzamen

     (sail) close to the/near the wind 〈 scheepvaart〉 • scherp (bij de wind) (zeilen); 〈 figuurlijk〉de grens van het oirbare/toelaatbare (raken)

     there's something in the wind • er is iets gaande/aan de hand

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 adem(haling) ⇒ lucht

2 (buik)wind ⇒ darmgassen

3 wind ⇒ kletspraat

♦voorbeelden:

1   get back/recover one's wind • (weer) op adem komen

2   〈 eufemistisch〉 break wind • een wind laten

3   load of wind • kletspraat

¶ get wind of something • ergens lucht van krijgen

     〈 informeel〉 get/have the wind up • hem knijpen, in de rats zitten

     〈 informeel〉 put the wind up • de stuipen op het lijf jagen

     second wind • het weer op adem komen; (nieuwe) energie (voor tweede krachtsinspanning)

     get one's second wind • er weer tegenaan kunnen

III 〈 meervoud〉

1 windstreken

2 〈 the〉 blazers(sectie)

♦voorbeelden:

¶ to the (four) winds • in het rond, alle kanten op

————————

wind³

[ wajnd] 〈werkwoord; ook wound, wound [ waund]〉

1 blazen (op) ⇒ doen schallen

♦voorbeelden:

1   wind a horn • op een hoorn blazen

————————

wind⁴

[ wajnd] 〈 voornamelijk wound, wound [ waund]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 kronkelen ⇒ zich slingeren

2 spiralen ⇒ zich draaien

♦voorbeelden:

1   the river winds through the landscape • de rivier kronkelt door het landschap

2   winding staircase/stairs • wenteltrap

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 winden ⇒ spoelen, draaien

♦voorbeelden:

¶ wind on (a film) • (een filmpje) doorspoelen

→ wind down wind down/, wind up wind up/

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zich slingerend banen ⇒ door/indringen

2 winden ⇒ wikkelen, (op)rollen

3 omwinden ⇒ omwikkelen

4 (rond)draaien ⇒ 〈 in het bijzonder〉 opwinden 〈 horloge〉

5 (ver)vlechten ⇒ sluw verwerken

♦voorbeelden:

1   the river winds its way through the valley • de rivier kronkelt zich door het dal

2   wind wool • wol op een kluwen winden

     wind back • terugspoelen

     wind in • binnen/inhalen 〈 van vis(lijn)〉

3   wind one's arms (a)round someone • zijn armen om iemand heen slaan

4   wind one's watch • zijn horloge opwinden

5   wind a threat into a letter • een dreigement in een brief vervlechten

→ wind down wind down/, wind up wind up/

————————

wind⁵

[ wind] 〈 werkwoord〉

1 (be)speuren ⇒ lucht krijgen van 〈 in het bijzonder van honden〉

2 buiten adem brengen ⇒ 〈 in het bijzonder〉 naar adem laten snakken/happen 〈 door een stomp〉

3 op adem laten komen ⇒ laten uitblazen 〈 in het bijzonder van paard〉

4 laten boeren 〈 klein kindje〉

English-Dutch dictionary > wind

См. также в других словарях:

speer — Spere Spere, v. i. [AS. spyrian to inquire, properly, to follow the track; akin to D. speuren, G. sp[ u]ren, Icel. spyrja. [root]171. See Spoor.] To search; to pry; to ask; to inquire. [Prov. Eng. & Scot.] [Written also {speer}, {speir}.]… … The Collaborative International Dictionary of English
speir — Spere Spere, v. i. [AS. spyrian to inquire, properly, to follow the track; akin to D. speuren, G. sp[ u]ren, Icel. spyrja. [root]171. See Spoor.] To search; to pry; to ask; to inquire. [Prov. Eng. & Scot.] [Written also {speer}, {speir}.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Spere — Spere, v. i. [AS. spyrian to inquire, properly, to follow the track; akin to D. speuren, G. sp[ u]ren, Icel. spyrja. [root]171. See Spoor.] To search; to pry; to ask; to inquire. [Prov. Eng. & Scot.] [Written also {speer}, {speir}.] Jamieson.… … The Collaborative International Dictionary of English
spüren — Vsw std. (8. Jh.), mhd. spür(e)n, ahd. gispurren, spurien Stammwort. Aus g. * spur ija Vsw. nachspüren , auch in anord. spyrja, ae. spyrian. Eigentlich die Spur verfolgen (zu Spur), dann auf andere Wahrnehmungsarten übertragen. Adjektiv: spürbar; … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

speuren

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

speuren

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: