-
1 sparen
1 [algemeen] économiser2 [zuinig zijn met] ménager3 [verzamelen] collectionner4 [niet doden; behoeden voor] épargner♦voorbeelden:bij elkaar sparen • amassersparen voor de oude dag • épargner pour ses vieux jourszijn beste pak sparen • ménager son costume du dimanchehij spaart niemand • il ne ménage personnezich sparen • se ménagerhet sparen • la collection -
2 sparen
-
3 sparen
économiser, épargner, être indulgent, ménager, regretter -
4 sparen voor de oude dag
sparen voor de oude dag -
5 het sparen
-
6 bij elkaar sparen
bij elkaar sparen -
7 de kool en de geit willen sparen
de kool en de geit willen sparenDeens-Russisch woordenboek > de kool en de geit willen sparen
-
8 iets uit zijn mond sparen
iets uit zijn mond sparen -
9 kosten noch moeite sparen
kosten noch moeite sparen -
10 postzegels sparen
postzegels sparen -
11 punten sparen
punten sparen -
12 zich het brood uit de mond sparen
zich het brood uit de mond sparenDeens-Russisch woordenboek > zich het brood uit de mond sparen
-
13 zich sparen
zich sparen -
14 zijn beste pak sparen
zijn beste pak sparen -
15 zijn krachten sparen
zijn krachten sparen -
16 brood
♦voorbeelden:bruin brood • pain bisdaar is geen droog brood mee te verdienen • ça ne rapporte(ra) pas un sououd(bakken) brood • pain rassiswit brood • pain blanciemand het brood in de mond niet gunnen • reprocher la nourriture à qn.ik heb mijn brood laten liggen • j'ai oublié mes sandwichshij ging tekeer, dat de honden er geen brood van lustten • il se démenait comme un possédézich het brood uit de mond sparen • s'ôter le pain de la bouche〈 figuurlijk〉 iemand het brood uit de mond stoten • ôter à qn. le pain de la bouchezijn brood verdienen • gagner sa viedaar zit geen brood in • cela ne nourrit pas son hommebij mijn brood drink ik melk • je bois du lait avec mes sandwichs〈 figuurlijk〉 iemand iets op zijn brood geven • 〈 berispen〉 passer un savon à qn.; 〈 straffen〉 punir qn.〈 spreekwoord〉 wiens brood men eet, diens woord men spreekt • celui louer devons de qui le pain mangeons¶ ergens brood in zien • voir de l'intérêt dans qc.→ link=dood dood¹ -
17 kool
♦voorbeelden:groeien als kool • pousser comme des champignons¶ iemand een kool stoven • jouer un tour à qn. -
18 kost
♦voorbeelden:de kosten van levensonderhoud • le coût de la vietegen hoge kosten • à grands fraisvaste kosten • charges fixesvrij van alle kosten • tous frais payésvrij van kosten • francobijdragen in de kosten • participer aux fraisde kosten dragen • supporter les fraisveel kosten meebrengen • entraîner de grosses dépenseskosten noch moeite sparen • ne pas épargner sa peineer zijn geen kosten aan deze onderneming verbonden • cette entreprise n'occasionne pas de fraisde kosten eruit halen • rentrer dans ses fraisiemand op kosten jagen • pousser qn. à la dépenseop kosten van het rijk, van de zaak • aux frais de l'Etat, de l'entrepriseniet op de kosten kijken • ne pas regarder à la dépenseop iemands kosten leven • vivre aux crochets de qn.uit de kosten zijn • être sorti des frais〈 spreekwoord〉 de kost gaat voor de baat uit • pour gagner de l'argent, il faut en dépenserde dagelijkse kost • l'ordinaireeenvoudige kost • cuisine simplezware kost • aliments bourratifsde kost verdienen • gagner sa vieik zou ze niet graag de kost willen geven, die … • ceux qui … sont légionaan de kost komen • gagner sa viebij iemand in de kost zijn • être en pension chez qn.wat doe jij voor de kost? • qu'est-ce que tu fais dans la vie?doe jij ook eens wat voor de kost! • mets la main à la pâte!ten koste van zijn leven • au prix de sa viegeestig zijn ten koste van iemand anders • faire de l'esprit aux dépens de qn. -
19 kracht
♦voorbeelden:kracht van wet hebben • avoir force de loimet alle kracht • de toutes ses forcesiets uit, op eigen kracht doen • faire qc. par ses propres moyenshij heeft zich op eigen kracht omhooggewerkt • il s'est élevé à la force du poigneteen amulet heeft magische kracht • une amulette a un pouvoir magiquestille krachten • pouvoirs occultesde stuwende kracht in een bedrijf • le moteur, l'animateur d'une entrepriseeen wet met terugwerkende kracht • une loi rétroactivemet vereende krachten • dans un effort communhet eist te veel van zijn krachten • c'est au-dessus de ses forcesdat kost kracht • c'est un travail de forcedaarin ligt zijn (grote) kracht • c'est ce qui fait sa forcezijn krachten meten met iemand • se mesurer avec qn.nieuwe krachten opdoen • refaire ses forceskracht putten uit iets • puiser sa force dans qc.zijn krachten sparen • ménager ses forceslaten we onze krachten verenigen • unissons nos effortszijn krachten wijden aan iets • consacrer tous ses efforts à qc.in de kracht van zijn leven • dans la force de l'âgeweer op krachten komen • reprendre des forcesvan kracht zijn • être en vigueurvan kracht worden • prendre effetvan kracht blijven • rester en vigueureen losse kracht • un employé temporaire -
20 mond
♦voorbeelden:ik heb het uit zijn eigen mond • je le tiens de sa propre bouche〈 figuurlijk〉 hij heeft een grote monddat is een hele mond vol • on en a plein la bouche〈 figuurlijk〉 met open mond naar iets kijken • regarder qc. bouche béeeen scheve mond • une bouche torduezijn mond nog vol hebben • avoir encore la bouche pleinemet een volle mond praten • parler la bouche pleinedoe je mond dan open! • mais il faut te faire entendre!dat gaat je mond voorbij • ça te passe sous le nezzijn mond houden • tenir sa languezijn mond opendoen • élever sa voixiemand de mond snoeren • imposer (le) silence à qn.de oppositie de mond snoeren • bâillonner l'opposition〈 figuurlijk〉 ga je mond maar spoelen! • quel langage ordurier!zijn mond staat geen ogenblik stil • c'est un moulin à parolesde mond vertrekken • faire un rictusbij monde van • par la bouche debepaalde woorden in de mond nemen • prononcer certaines paroleswat los in de mond zijn • 〈 lichtzinnig〉 parler sans réfléchir; 〈 onfatsoenlijk〉 avoir un langage peu soignédat woord ligt hem in de mond bestorven • il n'a que ce mot à la boucheiemand woorden in de mond leggen • faire dire qc. à qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in de mond geven • mettre les mots dans la bouche de qn.iemand naar de mond praten • caresser qn. dans le sens du poiliets uit zijn mond sparen • s'enlever les morceaux de la bouche(als) uit één mond spreken • tenir le même langage (que qn.)het gerucht ging van mond tot mond • la rumeur se répandit de bouche à oreilleheb je geen mond? • tu as avalé ta langue?zij heeft er geen mond over open gedaan • elle n'en a pas soufflé motzeven monden te voeden hebben • avoir sept bouches à nourrireen mond als een hooischuur • une bouche fendue jusqu'aux oreillesmet de mond vol tanden staan • en être (tout) interdit〈 spreekwoord〉 bitter in de mond maakt het hart gezond • ce qui est amer à la bouche, est doux au coeur
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Sparen — Sparen … Deutsch Wörterbuch
Sparen — ist das Zurücklegen momentan freier Mittel zur späteren Verwendung. Häufig wird durch wiederholte Rücklage über längere Zeit ein Betrag aufsummiert, der dann für eine größere Anschaffung verwendet werden kann. Zwecksparen: Sparen, um später… … Deutsch Wikipedia
sparēn — *sparēn, *sparæ̅n germ., schwach. Verb: nhd. bewahren, behalten, schonen, sparen; ne. save (Verb), keep (Verb), spare (Verb); Rekontruktionsbasis: an., ae., afries., as., ahd.; Hinweis … Germanisches Wörterbuch
sparen — Sparen, wenn man am Boden ist: wenn es bereits zu spät ist, eigentlich: wenn alle Vorräte aufgebraucht sind, so daß der Boden des Gefäßes sichtbar wird. Vergleiche lateinisch ›Post rem devoratam ratio‹.{{ppd}} Hierzu gibt es eine weithin… … Das Wörterbuch der Idiome
sparen — Vsw std. (8. Jh.), mhd. spar(e)n, ahd. sparēn, as. sparon Stammwort. Aus g. * sparǣ Vsw. sparen , auch in anord. spara, ae. sparian, afr. sparia. Die alte Bedeutung ist bewahren, sicher behalten (vgl. ne. to spare); vergleichbar ist ai. spṛṇóti… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
sparen — V. (Grundstufe) Geld nicht ausgeben Beispiel: Wir sparen für ein neues Auto. Kollokation: am Essen sparen … Extremes Deutsch
sparen — sparen, spart, sparte, hat gespart 1. Ein Auto ist mir zu teuer, ich muss sparen. 2. Um Strom zu sparen, schalten wir die Heizung nachts aus … Deutsch-Test für Zuwanderer
sparen — sparen: Das altgerm. Verb mhd. sparn, ahd. sparēn, ōn, niederl. sparen, engl. to spare, schwed. spara hatte ursprünglich den Sinn »bewahren, unversehrt erhalten, schonen«, der in anderen germ. Sprachen bis heute fortlebt. Daraus ist besonders… … Das Herkunftswörterbuch
sparen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • retten • speichern Bsp.: • Ihre Mutter sparte jeden Cent. • Wir können sicherlich eine Menge Geld sparen. • Ich spare jeden Monat 50$ … Deutsch Wörterbuch
Sparen — Sparen, 1) sich in dem Gebrauch einer Sache auf das Nothwendige einschränken, s. Sparsam; 2) aufschieben, verschieben; 3) den Gebrauch einer Sache unterlassen; 4) vom Maler, die Farben gut anbringen u. vertheilen u. dadurch eine richtige… … Pierer's Universal-Lexikon
Sparen — 1. Auf Sparen folgt Haben. – Simrock, 9633; Sailer, 278. Engl.: Of saving comes having. 2. Besser gespart, als übel verwandt. Engl.: Better spared than ill spent. (Bohn II, 133.) 3. Das Sparen ist zu spät, wenn s auf die Neige geht. – Lohrengel,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon