-
1 cunning person
sluw mens -
2 wily as a fox
sluw als een vos, geslepen, slim, berekenend -
3 foxy
-
4 as cunning as a fox
-
5 astute
-
6 cunning
adj. ontbloot; pienter, schrander; lief, schattigcunning1[ kunning] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sluwheid ⇒ listigheid, slimheid————————cunning21 sluw ⇒ listig, slim♦voorbeelden: -
7 devious
adj. listig, sluw; omheen gaand; krom, kronkelig[ die:viəs] 〈 deviousness〉2 onoprecht ⇒ onbetrouwbaar, sluw♦voorbeelden: -
8 sly
-
9 vulpine
adj. vosachtig; slim als een vos, listig, sluw[ vulpajn] -
10 wily
-
11 but
adv. alleen als; met moeite--------conj. maar; doch--------n. voorwaarde; weerstand; beperking--------prep. behalve--------v. "maar"but1[ but] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 maar ⇒ tegenwerping, bedenking♦voorbeelden:but me no buts • geen gemaar, niks te maren〈 informeel〉 no buts about it • zeker weten, reken maar————————but21 die/dat niet♦voorbeelden:————————but31 slechts ⇒ enkel, alleen, maar, pas2 (en) toch ⇒ echter, anderzijds♦voorbeelden:I could but feel sorry for her • ik kon enkel medelijden hebben met haarI know but one • ik ken er maar één————————but41 behalve ⇒ buiten, uitgezonderd, anders dan♦voorbeelden:all but John • allen behalve Johnwho but John? • wie anders dan John?he wanted nothing but peace • hij wilde slechts rustthe last but one • op één na de laatstethe next summer but one • de zomer na de volgende————————but5♦voorbeelden:what could I do but surrender? • wat kon ik doen behalve me overgeven?¶ 〈 informeel〉 no sooner had she spoken but it appeared again • ze was nog niet uitgesproken of het verscheen opnieuwII 〈 nevenschikkend voegwoord〉♦voorbeelden:young but clever • jong maar sluwbut then (again) • (maar) anderzijds/jabut yet • niettemin2 he ran but ran! • hij liep, en hoe!he ran but fast! • hij liep, en snel ook!but no! • nee maar!, nee toch!but yes! • maar ja toch! -
12 calculating
-
13 clever
adj. verstandig; pienter, snap, intelligent, slim[ klevvə] 〈 cleverness〉1 knap ⇒ slim, intelligent, vernuftig♦voorbeelden: -
14 designing
n. ontwerp; plan; listigdesigning1[ dizzajning] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————designing21 listig ⇒ berekenend, sluw -
15 diplomatic
adj. diplomatiek[ dipləmætik] 〈 diplomatically〉2 subtiel ⇒ berekend, sluw3 diplomatiek ⇒ met betrekking tot/van de diplomatie(ke dienst)♦voorbeelden:diplomatic corps • corps diplomatique, diplomatieke korpsdiplomatic immunity/privilege • diplomatieke onschendbaarheid/immuniteitdiplomatic service • diplomatieke dienst, diplomatie -
16 feline
adj. katachtig; van de katsoort; listig, sluw, trouweloos, insluiper--------n. katachtig (van het kattenras)[ fie:lajn]♦voorbeelden: -
17 greasy
adj. vettig, vet, glibberig♦voorbeelden: -
18 half
adj. halveren--------adv. helft--------n. helft, gedeelte van twee gelijke delen; een van een paar; een van de twee gelijkwaardige spelperiodes in een spel (Sport); helft van de tijd die gespeeld is in sport; ; halfspeler (bij voetbal)half1[ ha:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud in betekenis 0.1 alleen: halves [ha:vz], in betekenis 0.2 ook regelmatig〉2 〈voornamelijk verkorting; benaming voor〉een half/halve ⇒ halve pint 〈 ongeveer 0, 28 l〉; 〈 sport〉 speelhelft3 → halfback halfback/♦voorbeelden:cut in half/into halves • halverenone/a half • de/een helfthe's too clever by half • hij is veel te sluwdo something by halves • iets maar half doen→ better better/————————half2〈voornaamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; soms moeilijk te scheiden van het zelfstandig naamwoord〉1 de helft♦voorbeelden:half of six is three • de helft van zes is drie————————half3〈bijwoord; vaak als eerste deel van samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of deelwoord〉♦voorbeelden:only half cooked • maar half gaarI half wish • ik zou bijna willenhalf as much/many again • anderhalf maal zoveelhe didn't do half as badly as we'd thought • hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht haddenhalf past/after one • half tweehalf and half • half en/om half 〈 ook figuurlijk〉〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 not half bad • lang niet kwaad 〈 schitterend; understatement〉not half strong enough • lang niet sterk genoeg————————half4♦voorbeelden:half the profits • de helft van de winsthalf your time • de helft van je tijd -
19 he's too clever by half
he's too clever by half -
20 longheaded
См. также в других словарях:
sluw — fromu … Woordenlijst Sranan
Schlau — Schlau, er, este, adj. et adv. Fertigkeit besitzend, verborgene Mittel schnell zu seinen Absichten zu gebrauchen, und darin gegründet; verschlagen. Ein schlauer Gast, ein schlauer Kopf, ein schlauer Einfall. Schlau auf etwas seyn. Eine Sache sehr … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
schlau — Adj std. (16. Jh.) Stammwort. Übernommen aus ndd. slū, nndl. sluw; daneben steht bair. schlauch. Herkunft unklar. Abstrakta: Schlauheit, Schläue. ✎ Röhrich 3 (1992), 1361; Heidermanns (1993), 515f. deutsch d … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
schlau — schlau: Das niederd. Adjektiv slū »schlau« (niederl. sluw) wurde im 16. Jh. ins Hochd. übernommen. Mnd. Zusammensetzungen wie slū hōrer »Horcher«, slū betsch »hinterlistig« weisen auf eine Grundbedeutung »schleichend«. Das Adjektiv gehört… … Das Herkunftswörterbuch
slūha- — *slūha , *slūhaz germ., Adjektiv: nhd. schleichend, schlau, hinterlistig; ne. creeping (Adjektiv), sneaking (Adjektiv), clever; Rekontruktionsbasis: ae., mnd., nnl.; Etymologie: s. ing. *sleug̑ ? … Germanisches Wörterbuch