-
1 slungelen
гл.общ. болтаться, шататься (по улицам) -
2 slungelen
v. slouch -
3 болтаться
vgener. bengelen, bungelen, gieren, slobberen (об одежде), slodderen, slungelen -
4 шататься
vgener. flaneren, gieren, omhangen, omzwalken, slieren, wankelen, de straat slijpen, drentelen, laveren (о пьяных), slungelen (по улицам), tuitelen (о мебели), waggelen, wiebelen, wiggelen, zwieren -
5 lollop
v. op vreemde manier lopen met een springende beweging; rondhangen, lummelen[ lolləp] 〈 informeel〉 -
6 maunder
v. onsamenhangend praten; slungelen[ mo:ndə] -
7 slouch
n. neerhangen; slungelige gang (houding); slappe hoed; nietsnut; knoeier, kluns--------v. slap hangen; slungelen; neerdrukken, over de ogen trekkenslouch1[ slautsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————slouch2〈 werkwoord〉 -
8 болтаться
vgener. bengelen, bungelen, gieren, slobberen (об одежде), slodderen, slungelen -
9 шататься
vgener. flaneren, gieren, omhangen, omzwalken, slieren, wankelen, de straat slijpen, drentelen, laveren (о пьяных), slungelen (по улицам), tuitelen (о мебели), waggelen, wiebelen, wiggelen, zwieren -
10 staken
staken -
11 staksen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский