-
1 Skien
-
2 Skien
Шиен Город на юге Норвегии, административный центр фюльке Телемарк. Морской порт на р. Шиен-Эльв, близ ее впадения в прол. Скагеррак. 48 тыс. жителей (1989). Целлюлозно-бумажная промышленность, машиностроение. Родина Г. Ибсена. -
3 ski
n. ski--------v. skiënski1[ skie:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: skis〉1 ski————————ski2〈werkwoord; skis, skiing; skied; verleden tijd ook ski'd〉 -
4 alpine
adj. van of behorende bij de Alpen; van of behorende bij het heuvelafwaarts skiën; van of behorende bij de Alinisten van Centraal Europa (Antropologie)--------n. lid van Kaukasiërs van Centraal Europa (gekenmerkt door zware lichaamsstructuur, breed hoofd en stijl tot golvend haar[ ælpajn]1 alpien ⇒ Alpijns, alpen-, berg-♦voorbeelden: -
5 cross-country
over heg en steg; van kust tot kustcross-country11 cross(-country) ⇒ terreinwedstrijd; 〈 atletiek〉 veldloop; 〈 wielrennen〉 veldrit; 〈 paardensport〉 cross-countryterreinrit; 〈 skiën〉 langlauf————————cross-country2〈bijvoeglijk naamwoord; bijwoord〉1 terrein- ⇒ veld-, door het veld♦voorbeelden:1 cross-country race/ride • terrein/veldloop/ritthe programme was broadcast cross-country • het programma werd landelijk uitgezonden -
6 do some skiing
-
7 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
8 herringbone
adj. visgraat---------n. visgraat; zigzag patroon lijkend op visgraat (gebruikt in textiel en metselwerk); weefsel met een haringgraatpatroon; techniek om een skihelling te beklimmen met de punten van de ski's naar buiten gedraaid (Skiën)--------v. met een zigzagpatroon versieren; een patroon met een visgraatsteek bewerken (gebruikt in textiel en metselwerk); bergwaarts omhoog klimmen op een skihelling met de punten van de ski's naar buiten gericht (Ski)herringbone -
9 nursery slopes
-
10 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
11 skiing goggles
-
12 towbar
-
13 apres-ski
n. (Frans) elke activiteit na skiën -
14 backscratcher
n. ruggenkrabber, instrument met lange hendel om iemands rug mee te krabben; nuttige relatie, iemand die gebruik maakt van het verlenen van gunsten of diensten voor wederzijds belang; (in Ski) truc waarbij een skiër met zijn/haar rug het achterste gedeelte van de skiën aanraakt -
15 heliskiing
n. heliskiën, skiën op afgelegen bergen waar skiërs met de helicopter naar worden toegebracht -
16 skiing
n. het skiën
См. также в других словарях:
Skien — Blason de Skien Localisation de Skien dans le Telemark … Wikipédia en Français
Skien — Escudo … Wikipedia Español
Skien — Skien, so v.w. Skeen … Pierer's Universal-Lexikon
Skien — (Skeen), Hauptstadt des norweg. Amtes Bratsberg, an der Skienselv, die hier zwei Wasserfälle bildet, an der Staatsbahnlinie Drammen S., hat eine Gelehrtenschule, lebhaften Handel, bedeutende Holz und Papierfabriken und (1900) 11,394 Einw. S.… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Skien — (spr. schihn), Hauptstadt des norweg. Amtes Bratsberg, an der Skienself, (1900) 11.343 E … Kleines Konversations-Lexikon
Skien — Skien, Skeen. Stadt im südl. Norwegen, mit 2100 E., Ausfuhr von Holz, Theer, Pech und Eisen über den Hafen Porsgrund … Herders Conversations-Lexikon
Skien — [ ʃiːən], Hauptstadt der Provinz (Fylke) Telemark, Südnorwegen, am Skienselv, nahe dem Frierfjord, 49 600 Einwohner; Regionalmuseum; Holz , Papier , Nahrungsmittel und elektrotechnische Industrie. … Universal-Lexikon
Skien — er en by i provinsen Telemarken, Norge med 49.936 indbyggere den 1. januar 2002 … Danske encyklopædi
Skien — Infobox Kommune name=Skien county=Telemark idnumber=0806 landscape=Grenland capital=Skien governor=Rolf Erling Andersen (Ap) governor as of=2005 arearank=140 area=779 arealand=719 areapercent=0.24 population as of=2007 populationrank=12… … Wikipedia
Skien — Wappen Karte … Deutsch Wikipedia
Skien — Original name in latin Skien Name in other language Gorad Shyen, Kommun Skien, SKE, Shien, Shijen, Sienas, Skien, Skien kommune, Skieni vald, shien, sien, skayn, skiyena, xi en, ienas, Горад Шыен, Шиен, Шијен, Шієн State code NO Continent/City… … Cities with a population over 1000 database