-
1 start
Oktober 1992, overeenkomst getekend door de V.S. en vroegere Sovjet Unie waarin beide landen overeenkomen de productie van nucleaire bewapening te reducerenSTART (Strategic Arms Reduction Treaty)start1[ sta:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 start♦voorbeelden:wake up with a start • wakker schrikkenget off to a good/bad start • goed/slecht beginnenmake a start on • beginnen metmake an early start • vroeg vertrekkenmake a fresh/new start • opnieuw beginnenat the start • in het beginfrom the (very) start • vanaf het (allereerste) begingive someone a start (in life) • iemand op gang/op weg helpenstart on/over • voorsprong op————————start21 beginnen ⇒ starten, beginnen te lopen/werken4 〈 benaming voor〉 (plotseling) bewegen ⇒ losspringen 〈 van hout〉; aanslaan 〈 van motor〉; te voorschijn springen♦voorbeelden:start at • beginnen bij/metstart at • (op)schrikken van4 start for the door • richting deur gaan/lopentears started to their eyes • de tranen sprongen hen in de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (doen) beginnen ⇒ in beweging zetten, aan de gang brengen/helpen; aanzetten, starten 〈 motor〉; opwerpen 〈 vraag〉; aanrichten; aansteken 〈 vuur〉; op touw zetten; stichten, opzetten 〈zaak e.d.〉; naar voren/te berde brengen, aansnijden 〈 onderwerp〉♦voorbeelden:¶ start something • moeilijkheden maken/zoeken -
2 frighten
v. laten schrikken, bang maken; afschrikken, wegjagen; doen schrikken[ frajtn]1 bang maken ⇒ doen schrikken, afschrikken♦voorbeelden:we were frightened to death • we schrokken ons doodfrighten away/off • afschrikken, wegjagenbe frightened at the thought • bang bij de gedachte wordenbe frightened of snakes • bang voor slangen zijn -
3 scare
n. angst--------v. bang maken; doen schrikkenscare1[ skeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (redeloze) schrik ⇒ vrees, paniek(stemming)♦voorbeelden:————————scare21 angstaanjagend ⇒ paniek-, paniek(zaaiend)♦voorbeelden:————————scare3〈 informeel〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:scared of • bang voorscared out of one's wits • buiten zichzelf van schrik, doodsbang→ scare up scare up/ -
4 startle
v. laten schrikken; op doen springen; schokken; angst aanjagen[ sta:tl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 schokken -
5 jump out of one's skin
-
6 quail
n. kwartel (vogel)--------v. (terug)schrikkenquail1[ kweel] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook quail〉1 kwartel————————quail2〈 werkwoord〉1 (terug)schrikken ⇒ bang/ontmoedigd worden -
7 make one's blood run cold
doen laten schrikken, dood laten schrikken -
8 blue
adj. blauw; verdrietig (slang)--------n. blauw--------v. blauw kleuren; geld verspillenblue1[ bloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blauw5 lid/kleur van een conservatieve politieke partij ⇒ 〈 Brits-Engels〉 Tory, conservatief6 〈 Brits-Engels〉student(e) die universiteit vertegenwoordigt in sportwedstrijden tussen Oxford en Cambridge♦voorbeelden:3 into the blue • naar/in het onbekende, in de ruimteout of the blue • plotseling, als een donderslag bij heldere hemel¶ get/win one's blue • gekozen worden als vertegenwoordiger (van Oxford of Cambridge) in sportwedstrijden————————blue2〈bijvoeglijk naamwoord; bluer; blueness〉2 gedeprimeerd ⇒ triest, somber♦voorbeelden:blue blooded • van adellijke afkomstblue cheese • schimmelkaasblue-collar workers • handarbeidersblue helmet • blauwhelmblue with cold • blauw van de kouthings are looking blue • de zaken staan er slecht voor4 blue film/movie • pornofilm, seksfilmwait till one is blue in the face • wachten tot je een ons weegtonce in a blue moon • (hoogst) zelden, zelden of nooitcry/scream/shout blue murder • moord en brand schreeuwen————————blue3〈 werkwoord〉1 blauw kleuren/maken -
9 daunt
v. afschrik wekken, bang maken, laten schrikken[ do:nt]1 ontmoedigen ⇒ intimideren, afschrikken♦voorbeelden:1 nothing daunted • onverdroten, onvervaard -
10 electrify
v. elektrificeren[ illektriffaj] 〈electrified; zelfstandig naamwoord: electrification〉1 elektriseren ⇒ onder spanning/stroom zetten♦voorbeelden: -
11 frightful
adj. eng, laten schrikken, bang maken; verschrikkelijk, vreselijk, schokkend, gruwelijk[ frajtfl] 〈 frightfulness〉1 angstaanjagend ⇒ vreselijk, afschuwelijk♦voorbeelden:1 he's a frightful drinker • hij drinkt afschuwelijk/angstwekkend veela frightful experience • een vreselijke ervaringI am frightfully late • ik ben vreselijk laat -
12 give someone a start
-
13 have a blue fit
-
14 hesitate
v. aarzelen[ hezzitteet]1 aarzelen ⇒ weifelen, schromen♦voorbeelden:they hesitate at nothing • zij schrikken nergens voor terug〈 spreekwoord〉 he who hesitates is lost • wie aarzelt, is verloren -
15 rigid
adj. hard, stijf; streng; onbuigbaar[ ridzjid] 〈zelfstandig naamwoord: rigidity〉1 onbuigzaam ⇒ stijf, stug, strak♦voorbeelden:he was rigid with fear • hij was verstijfd van angst -
16 shake someone rigid
-
17 shock
n. schok; opschudding; electrische schok; bos; bos (haar)--------v. schok geven; aanstoot geven; schokken; een schok geven (electriciteit; hokken (schoven graan)shock1[ sjok]♦voorbeelden:1 schok ⇒ schrik, (onaangename) verrassing♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————shock21 schokken ⇒ choqueren, laten schrikken♦voorbeelden: -
18 skin
n. huid; schil; korst; waterbuidel (van leer)--------v. (af)stropen, villen, pellen; ontvellen, schaven (knie, etc.)skin1[ skin] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 schil ⇒ vlies, bast♦voorbeelden:next to the skin • op de huid〈 informeel〉 be no skin of someone's nose • iemand niet aangaan, iemand niet interesserenescape by the skin of one's teeth • op het nippertje ontsnappenjump out of one's skin • zich dood schrikkensave one's skin • er heelhuids afkomenunder the skin • in wezen————————skin2〈werkwoord; skinned〉♦voorbeelden: -
19 stampede
n. stampede, massaal op hol slaan van vee; wanordelijke aftocht--------v. plotseling (doen) schrikken of vluchtenstampede1[ stæmpie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stampede2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 don't be stampeded into selling all your shares • besluit niet overhaastig al je aandelen te verkopen -
20 start at
- 1
- 2
См. также в других словарях:
schrikken — skreki … Woordenlijst Sranan
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
schrecken — 1schrecken: Das starke Verb hat seine heutige Bedeutung »in Schrecken geraten« aus der Grundbedeutung »‹auf›springen« entwickelt, die sich noch im Tiernamen »Heuschrecke« zeigt (↑ Heu) und auch in den Zusammensetzungen »auf , empor , zurück ,… … Das Herkunftswörterbuch
Schreck — 1schrecken: Das starke Verb hat seine heutige Bedeutung »in Schrecken geraten« aus der Grundbedeutung »‹auf›springen« entwickelt, die sich noch im Tiernamen »Heuschrecke« zeigt (↑ Heu) und auch in den Zusammensetzungen »auf , empor , zurück ,… … Das Herkunftswörterbuch
Schrecken — 1schrecken: Das starke Verb hat seine heutige Bedeutung »in Schrecken geraten« aus der Grundbedeutung »‹auf›springen« entwickelt, die sich noch im Tiernamen »Heuschrecke« zeigt (↑ Heu) und auch in den Zusammensetzungen »auf , empor , zurück ,… … Das Herkunftswörterbuch
schreckhaft — 1schrecken: Das starke Verb hat seine heutige Bedeutung »in Schrecken geraten« aus der Grundbedeutung »‹auf›springen« entwickelt, die sich noch im Tiernamen »Heuschrecke« zeigt (↑ Heu) und auch in den Zusammensetzungen »auf , empor , zurück ,… … Das Herkunftswörterbuch
schrecklich — 1schrecken: Das starke Verb hat seine heutige Bedeutung »in Schrecken geraten« aus der Grundbedeutung »‹auf›springen« entwickelt, die sich noch im Tiernamen »Heuschrecke« zeigt (↑ Heu) und auch in den Zusammensetzungen »auf , empor , zurück ,… … Das Herkunftswörterbuch
schrik — ˈskrik noun ( s) Etymology: Afrikaans skrik, from Dutch schrik, from schrikken to be frightened, from Middle Dutch schricken to be frightened, stride; akin to Old High German scricken to jump, Middle High German scherzen to leap for joy more at… … Useful english dictionary