-
101 haal
♦voorbeelden:met een flinke haal trok hij het schip aan de wal • d'une secousse énergique il tira le bateau sur la rivein één haal • d'un seul traiteen haal met de zaag • un coup de sciede hond kreeg een haal van de kat • le chat a donné un coup de griffe au chienaan de haal zijn • faire la noce -
102 het landen
het landenl'atterrissage 〈 〈m.〉〉; 〈 op de maan〉 l'alunissage 〈 〈m.〉〉; 〈 op een vliegdekschip〉 l'appontage 〈 〈m.〉〉————————het landen -
103 huid
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand de huid over de oren halen • saigner qn. à blancde huid verkopen voor de beer geschoten is • vendre la peau de l'ours avant de l'avoir tué〈 figuurlijk〉 iemand de huid vol schelden • engueuler qn.in iemands huid kruipen • entrer dans la peau de qn.〈 figuurlijk〉 iemand op zijn huid zitten • chercher des poux à qn.iemand op zijn huid geven • tanner le cuir à qn.tot op de huid nat worden • être mouillé jusqu'aux os -
104 inhoud
-
105 kade
♦voorbeelden:het schip ligt aan de kade • le bateau est à quailangs de kade afmeren • se ranger à quai -
106 kapitein
♦voorbeelden:kapitein bij de koopvaardij • capitaine marchand〈 figuurlijk〉 er kunnen geen twee kapiteins zijn op een schip • il ne peut pas y avoir deux maîtres à bord -
107 kelder
♦voorbeelden: -
108 keren
1 [algemeen] tourner2 [teruggaan] retourner♦voorbeelden:〈 leger〉 rechtsom keert! • demi-tour à droite!het keren van het tij • le changement de la marée→ link=half halfII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [toewenden] tourner3 [afwenden] parer♦voorbeelden:grond keren • retourner la terre2 de rug naar iemand keren • tourner le dos à qn.iets ten goede keren • faire en sorte que les choses tournent bienhet water keren • endiguer l'eauIII 〈wederkerend werkwoord; zich keren〉1 [zich omdraaien] se tourner2 [+ tot][zijn toevlucht zoeken bij] se tourner (vers)3 [+ tegen][zich verzetten tegen] se tourner (contre)♦voorbeelden: -
109 knoop
♦voorbeelden:een knoop in zijn zakdoek leggen • faire un noeud à son mouchoirhet schip liep negen knopen • le navire filait neuf noeudshet touw zit in de knoop • la corde est pleine de noeudseen veter uit de knoop halen • défaire un lacetzijn haar uit de knoop halen • démêler les cheveuxde knopen van zijn jas dichtdoen • se boutonnerje knoop springt er bijna af • ton bouton va sauter -
110 koers
♦voorbeelden:de koers bepalen • fixer la routekoers houden (op) • garder le cap (sur)koers zetten naar • mettre le cap surhet schip op, in koers brengen • redresser le navireuit de koers brengen • dévier -
111 koerswijziging
3 [politiek] changement d'orientation -
112 kooi
♦voorbeelden: -
113 laden
1 charger♦voorbeelden:een programma laden • charger un programmedeze vrachtauto kan niet meer dan 10 ton laden • la charge limite de ce camion est (de) 10 tonnesladen en lossen • charger et déchargerhet schip is te zwaar geladen • le bateau est surchargéGods toorn op zich laden • s'attirer la colère de Dieueen grote verantwoordelijkheid op zich laden • prendre sur soi une grande responsabilité -
114 lading
♦voorbeelden:hij heeft er een hele lading van • il en a tout un wagoneen schip met volle lading • un bateau en pleine charge -
115 landen
♦voorbeelden:op een vliegdekschip landen • apponterhet landen • l'atterrissage 〈 〈m.〉〉; 〈 op de maan〉 l'alunissage 〈 〈m.〉〉; 〈 op een vliegdekschip〉 l'appontage 〈 〈m.〉〉 -
116 lek zijn
lek zijn -
117 maken
1 [algemeen] faire3 [scheppen] créer4 [in een toestand, positie brengen] rendre5 [uitvoeren, doen plaats hebben] effectuer7 [bedragen] équivaloir à8 [repareren] réparer♦voorbeelden:1 dat kun je niet maken! • tu ne peux pas faire ça!het (helemaal) maken • avoir un succès monstrekleren maken • confectionner des vêtementsgeen tijd? dan maak je maar tijd! • pas le temps? arrange-toi pour en trouver!4 iemand voorzitter maken • nommer qn. présidentzich belachelijk maken • se rendre ridiculeiemand dood maken • tuer qn.het erger maken dan het is • grossir les choseszich gehaat maken • se faire haïrmaak het kort • soyez brefiets waar maken • prouver qc.wakker maken • réveiller〈 figuurlijk〉 iemand zwart maken • noircir qn.hij zal het niet lang meer maken • il n'en a plus pour longtempsmaak dat je weg komt! • débarrasse le plancher!gebruik maken van • utiliserzijn opwachting maken • se présenterruzie maken • se disputerje hebt daar niets te maken • tu n'as rien à y fairehij kan mij niets maken • il ne peut rien contre moije hebt het ernaar gemaakt • tu l'as bien méritéhet schip maakt water • le navire fait eaude patiënt maakt het slecht • le malade se porte malik heb daar niets mee te maken • je n'y suis pour rienwat heb ik daarmee te maken? • qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse?met iemand te maken hebben • avoir affaire à qn.iets te maken hebben met een zaak • être pour qc. dans une affaireje hebt er niets mee te maken • cela ne te regarde paswat heeft u daarmee te maken? • qu'est-ce que ça peut bien vous faire?dat heeft niets te maken (met) • cela n'a rien à voir (avec)ik weet het goed gemaakt • j'ai une bonne idéehet helemaal bij iemand maken • taper dans l'oeil à qn.hoe maakt u het? • comment allez-vous?maak het nou (een beetje)! • non, mais des fois! -
118 mast
3 [antenne, zendinstallatie] pylône -
119 naar de kelder gaan
naar de kelder gaan -
120 officiersmess
См. также в других словарях:
schip — SCHÍP, schipuri, s.n. Vas mare de metal, care alunecă (pe role) pe o distanţă fixă şi se descarcă automat, folosit la transportul materialelor în mine, în fabrici etc. – Din fr., engl. skip. Trimis de IoanSoleriu, 22.07.2004. Sursa: DEX 98 … … Dicționar Român
Schip — steht für eine Erweiterung der Programmiersprache CHIP 8 Schip ist der Nachname von John van t Schip, ein niederländischer Trainer und ehemaliger Fußballspieler Diese Seite ist eine Begriffsklärung zu … Deutsch Wikipedia
schip — schip·per·ke; … English syllables
schip — schip, ard obs. forms of sheep, shepherd … Useful english dictionary
SCHIP — CHIP 8 beschreibt sowohl eine interpretierte Programmiersprache, die an Assembler angelehnt ist, als auch die virtuelle Maschine, innerhalb der die Anwendungen ausgeführt werden. CHIP 8 ist plattformunabhängig und kann daher als ein Vorgänger… … Deutsch Wikipedia
schip|per|ke — «SKIHP uhr kee», noun. any dog of a small, sturdy breed with erect ears and a rather rough, black coat. ╂[< Dutch dialectal schipperke (literally) little boatman < Dutch schipper skipper1 (from its use as a watchdog on canal boats)] … Useful english dictionary
SCHIP — State Children s Health Insurance Program (Medical) State Children s Health Insurance Program (Governmental » State & Local) * Shelburne Charlotte Hinesburg Interfaith Project (Community » Religion) … Abbreviations dictionary
SCHIP — State Children s Health Insurance Program … Medical dictionary
SCHIP — • State Children s Health Insurance Program … Dictionary of medical acronyms & abbreviations
schip — sipi … Woordenlijst Sranan
Het Schip — Entwurf des Gebäudes Het Schip von Michel de Klerk, 1917 … Deutsch Wikipedia