-
1 sandwich
n. sandwich--------v. leggen, plaatsen of schuiven tussen, sandwich klaarmakensandwich1[ sænwidzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sandwich2〈 werkwoord〉1 klemmen ⇒ vastzetten, plaatsen♦voorbeelden:1 I'll sandwich her in between two other appointments • ik ontvang haar wel tussen twee andere afspraken door -
2 sandwich board
sandwich board -
3 sandwich course
-
4 sandwich man
iem. die advertenties op beide zijden van zijn lichaam draagt; iem. die sandwiches verkooptsandwich man -
5 sandwich child
middelste kind (kind met oudere broer of zus en jongere broer of zus) -
6 club sandwich
grote sandwichclub sandwich -
7 I'll sandwich her in between two other appointments
I'll sandwich her in between two other appointmentsEnglish-Dutch dictionary > I'll sandwich her in between two other appointments
-
8 mother made us up a sandwich lunch
English-Dutch dictionary > mother made us up a sandwich lunch
-
9 open sandwich
canapé, belegde boterham -
10 order oneself a sandwich
-
11 ham sandwich
n. varkensvlees sandwich,varkensvlees broodje -
12 knuckle sandwich
n. vuistslag, klap in het gezicht, box op tanden (bv: "Ik heb je gevraagd me niet meer te storen, wil je een vuistslag hebben) -
13 double-decker
adj. dubbeldekker; (auto-)bus met twee verdiepingen; twee dekken (op schip)double-decker -
14 make up
n. zich opmaken; zich verzoenen; opmaken; bijleggen, verzoenen; vergoeden; verzinnen; vormen, samenstellen; maken, bereiden; opmaken (bed); aanleggen (vuur); asfalteren; karakter, aard; opbouw--------v. construeren; constitueren; uitvinden, samenstellen; vergeven en vergeten; leveren wat ontbreekt; van cosmetica gebruik laten maken; compenseren voor iemand gemist heeft (zoals in: " Ik heb het examen gemist, kan ik het inhalen?")make up♦voorbeelden:¶ make up for • weer goed maken, vergoedenthis will make up into two pairs of trousers • hier kan men twee broeken uit makenmake up to someone • bij iemand in de gunst zien te komenmake up to someone for something • iemand iets vergoeden; iets goedmaken met/bij iemandhow can we ever make up to them for this? • hoe kunnen we hen dit ooit doen vergeten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 volledig/voltallig maken ⇒ aanvullen4 vergoeden ⇒ goedmaken; teruggeven, terugbetalen8 maken ⇒ opstellen, klaarmaken 〈 medicijn〉, bereiden; maken tot (pakje); (kleren) maken (van), naaien♦voorbeelden:make up a four at a game of scrabble • de vierde man zijn in een spelletje scrabble®make up a loss • een verlies goedmakenmake up the money you owe him • geef hem het geld terug dat je hem schuldig bent7 forty men and thirty-seven women made up the whole tribe • veertig mannen en zevenendertig vrouwen vormden de hele stamthe group was made up of four musicians • de groep bestond uit vier muzikantenmother made us up a sandwich lunch • moeder maakte voor ons een lunchpakket klaarmake up a shirt • een overhemd maken/naaienhe made his old books up into two small parcels • hij maakte van zijn oude boeken twee kleine pakjes -
15 open
adj. open; bloot; eerlijk; vrij (een baan is beschikbaar)--------n. open plaats; ruimte; openlucht--------v. openen; openmaken ; beginnen; alert zijn; openen (bij zang); openen (van benen)open1[ oopən] 〈zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:bring into the open • aan het licht brengen, bekend/openbaar makencome (out) into the open • open kaart spelen 〈 van iemand〉; aan het licht komen, ruchtbaarheid krijgen 〈 van iets〉in the open • buiten(shuis), in de open lucht; in het open/vrije veld, op het land; in volle zee————————open21 open ⇒ geopend; met openingen; onbedekt, niet (af/in)gesloten, vrij2 open(staand) ⇒ beschikbaar, onbeschut; vacant; onbeslist, onbepaald3 openbaar ⇒ (algemeen) bekend, duidelijk, openlijk4 open(hartig) ⇒ oprecht, mededeelzaam♦voorbeelden:open book • open(geslagen) boekkeep one's eyes open • goed opletten, uitkijken〈 figuurlijk〉 with one's eyes open • bij zijn/haar volle verstand, weloverwogen〈 figuurlijk〉 you bought that old car with your eyes open • je wist wat je deed toen je die oude auto kochtopen harbour • ijsvrije havenopen passage • vrije doorgangopen prison • open gevangenisopen sandwich • canapé, belegde boterhamin the open air • buiten(shuis), in de open luchtopen to • toegankelijk vooropen question • open vraagopen return ticket • retourkaartje geldig voor onbepaalde duur〈 juridisch〉 open verdict • juryuitspraak met betrekking tot een overlijden waarbij geen melding wordt gemaakt van de juiste doodsoorzaakit is open to you to • het staat je vrij tethere are four courses open to us • we kunnen vier dingen doen/wegen inslaanlay oneself (wide) open to • zich (helemaal) blootstellen aanthrow open • opengooien, openstellen 〈 bijvoorbeeld voor publiek〉open hostilities • openlijke vijandighedenopen letter • open briefopen secret • publiek geheimbe open with • open kaart spelen metopen day • open dag/huisopen examination • openbaar examenopen shop • werkplaats waar zowel leden als niet-leden van een vakvereniging mogen werkenwith open hands/an open hand • gul, royaalkeep open house • erg gastvrij zijnopen marriage • vrij/open huwelijkhave/keep an open mind on • openstaan voorwith open mouth • sprakeloos van verbazinglay oneself open to ridicule • zich belachelijk makenbe open to an offer • bereid zijn een aanbod in overweging te nemen————————open31 opengaan ⇒ (zich) openen, geopend worden4 opendoen ⇒ de deur openen; (een boek) openslaan♦voorbeelden:open into/onto the garden • uitkomen in/op de tuin4 I opened at page 58 • ik deed/sloeg het boek open op bladzijde 58II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 openen ⇒ voor geopend verklaren, starten3 openleggen ⇒ toelichten, openlijk meedelen4 openstellen ⇒ ontvankelijk/vatbaar maken, verruimen♦voorbeelden:open a credit • een krediet openenopen a new road through the jungle • een nieuwe weg aanleggen door de rimboeopen fire at/on • het vuur openen op -
16 order
n. volgorde, orde; stand; bevel; bestelling--------v. ordenen; bestellen; bevelen; leidenorder1[ o:də]1 orde 〈 ook biologie, natuurkunde, wiskunde〉 ⇒ stand, rang, (sociale) klasse/laag; 〈 formeel〉 soort, aard2 (klooster/ridder)orde♦voorbeelden:clerical order • geestelijke stand/cleruspoetry of a high order • eersteklas poëzie〈 Brits-Engels〉 in/of/ 〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • in de orde (van grootte) van, ongeveer, om en (na)bij¶ 〈 Brits-Engels〉 an order to view • een bezichtigingsbriefje 〈 van makelaar gekregen, tot bezichtiging van huis〉take (holy) orders • (tot) priester (gewijd) worden〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • zoals, in de stijl van3 bestelling ⇒ order, levering(sopdracht)♦voorbeelden:make/issue an order • een bevel uitvaardigenobey orders • een bevel/bevelen gehoorzamen/opvolgentake one's orders from • zijn bevelen krijgen van/uitby order of • op bevel/in opdracht vanon doctor's orders • op doktersvoorschriftbe under orders to • bevel (gekregen) hebben teunder the orders of • onder bevel/aanvoering vanorder to pay • betalingsmandaatorder to transfer • (giro-)overschrijvingorder for payment • assignatie, betalingsopdrachtissue an order for the payment of • opdracht/order geven tot uitbetaling vancheque to order • cheque aan orderpayable to the order of • betaalbaar aan de order van3 two orders of French fries • twee porties friet/patatplace an order for something • iets bestellenbe on order • in bestelling/besteld zijn→ tall tall/1 (rang/volg)orde ⇒ op(een)volging2 ordelijke schikking/inrichting/toestand ⇒ orde(lijkheid), ordening; geregeldheid, netheid; 〈 leger〉 opstelling; stelsel, (maatschappij)structuur4 orde ⇒ tucht, gehoorzaamheid5 bedoeling ⇒ doel, intentie♦voorbeelden:in order of importance • volgens/in (volg)orde van belangrijkheidout of order • niet in/op volgordethe order of things • de orde der dingenin good order • piekfijn/netjes in ordeleave one's affairs in order • orde op zaken stellenput/set something in order • orde scheppen in ietsout of order • defect, buiten gebruik/werking3 Order! (Order!) • Tot de orde!rise to a point of order • een procedurekwestie stellencall someone to order • iemand tot de orde roepencall (a meeting) to order • een vergadering voor geopend verklaren〈 formeel〉 in order • in orde, in overeenstemming met de regels, geoorloofdbe out of order • buiten de orde/het reglement van orde gaan 〈 van spreker〉; (nog) niet aan de orde zijn 〈 van voorstel, zaak enz.〉keep order • de orde bewaren/handhavenin order to • om, teneinde————————order21 bevelen ⇒ het bevel hebben/voerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ordenen ⇒ in orde brengen, (rang)schikken2 (een) bevel/order/opdracht geven ⇒ het bevel geven (tot); verordenen, gelasten; verzoeken om; voorschrijven 〈 van dokter〉♦voorbeelden:order someone a month's rest • iemand een maand rust voorschrijvenhe ordered the troops to open fire • hij gaf de troepen bevel het vuur te openen¶ order someone about/around • iemand (steeds) commanderen/voortdurend de wet voorschrijvenorder home • naar huis/het vaderland (terug)sturenorder someone off • van/uit het veld sturen 〈 van scheidsrechter〉order round • laten komen/halen→ order out order out/ -
17 BLT
n. een sandwich met spek, sla en tomaat -
18 double decker
n. grote bus of groot schip met twee verdiepingen; sandwich gemaakt van drie plakken brood opgevuld met koud vlees of kaas -
19 hoagie
n. enorme sandwich -
20 hoagy
n. enorme sandwich
- 1
- 2
См. также в других словарях:
sandwich — [ sɑ̃dwi(t)ʃ ] n. m. • 1802; mot angl. (1762), tiré du nom du comte de Sandwich, dont le cuisinier inventa ce mode de repas pour lui épargner de quitter sa table de jeu 1 ♦ Mets constitué de deux tranches de pain, entre lesquelles on place des… … Encyclopédie Universelle
Sandwich — Sn std. (19. Jh.) Onomastische Bildung. Entlehnt aus ne. sandwich, so benannt nach dem Grafen von Sandwich, der als leidenschaftlicher Spieler belegte Brote zum Spiel mitnahm, um es nicht durch Mahlzeiten unterbrechen zu müssen. Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Sandwich — Sandwich, IL U.S. city in Illinois Population (2000): 6509 Housing Units (2000): 2494 Land area (2000): 3.014091 sq. miles (7.806460 sq. km) Water area (2000): 0.000000 sq. miles (0.000000 sq. km) Total area (2000): 3.014091 sq. miles (7.806460… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
sandwich — [n] grinder BLT, club sandwich, Dagwood*, hero*, hoagie, open faced sandwich, Reuben, sub, submarine sandwich; concepts 457,460,461 … New thesaurus
sandwich — ► NOUN 1) an item of food consisting of two pieces of bread with a filling between them. 2) Brit. a sponge cake of two or more layers with jam or cream between them. ► VERB 1) (sandwich between) insert between (two people or things). 2) (sandwich … English terms dictionary
Sandwich, IL — U.S. city in Illinois Population (2000): 6509 Housing Units (2000): 2494 Land area (2000): 3.014091 sq. miles (7.806460 sq. km) Water area (2000): 0.000000 sq. miles (0.000000 sq. km) Total area (2000): 3.014091 sq. miles (7.806460 sq. km) FIPS… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Sandwich, MA — U.S. Census Designated Place in Massachusetts Population (2000): 3058 Housing Units (2000): 1706 Land area (2000): 3.578713 sq. miles (9.268824 sq. km) Water area (2000): 0.156599 sq. miles (0.405590 sq. km) Total area (2000): 3.735312 sq. miles… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Sandwich — Sandwich: Die im 19. Jh. aus gleichbed. engl. sandwich entlehnte Bezeichnung für eine mit Butter bestrichene, mit kaltem Fleisch, Käse, Salat o. Ä. belegte (Weiß)brotscheibe oder Brötchenhälfte geht zurück auf J. Montague, den 4. Earl of Sandwich … Das Herkunftswörterbuch
sándwich — (plural sandwiches; del inglés; pronunciamos sángüich ) sustantivo masculino 1. Bocadillo preparado con rebanadas de pan inglés o pan de molde: un sándwich de jamón y queso, un sándwich mixto. 2. Origen: América. Bocadillo … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
sándwich — (Del ingl. sandwich, y este de J. Montagnu, 1718 1792, cuarto conde de Sandwich, de quien se cuenta que se alimentó de esta clase de comida para no abandonar una partida de cartas). m. Emparedado hecho con dos rebanadas de pan de molde entre las… … Diccionario de la lengua española
sandwich — [sand′wich΄, san′wich΄] n. [after John Montagu, 4th Earl of Sandwich (1718 92), said to have eaten these in order not to leave the gaming table for meals] 1. two or more slices of bread with a filling of meat, fish, cheese, jam, etc. between them … English World dictionary