-
1 asperity
-
2 crudity
-
3 brusquerie
brusquerie [bruuskrie]〈v.〉1 ruwheid ⇒ norsheid, barsheid♦voorbeelden:1 avec brusquerie • bars, nors, ruwf1) ruwheid, barsheid2) bruuskheid -
4 brutalité
brutalité [bruutaalietee]〈v.〉1 ruwheid ⇒ bruutheid, meedogenloosheid, hard(handig)heidf1) ruwheid, hard(handig)heid2) geweld(daad) -
5 grain
grain [grẽ]〈m.〉2 bolletje ⇒ kraal, kern, pil4 zaad♦voorbeelden:séparer, trier le bon grain de l'ivraie • het kaf van het koren scheidencafé en grains • ongemalen koffie(bonen)grain de poussière • stofje, vuiltjegrain de sable • zandkorrelmettre son grain de sel • z'n neus in andermans zaken steken; zijn zegje doen, een duit in het zakje doengrain d'un cuir • nerf van een leersoortpeau à gros grains • huid met wijde poriënsans grain • effen, glad→ pouletm1) graankorrel2) bolletje3) graan4) zaad5) ruwheid6) greintje7) stortbui8) rukwind, vlaag [schip] -
6 rudesse
-
7 rugosité
-
8 Rohheit
Rohheit〈v.; Rohheit, Rohheiten〉 -
9 disrespect
n. zonder respect; grofheid, ruwheid[ disrispekt]1 oneerbiedigheid ⇒ gebrek aan respect, onbeleefdheid -
10 ferocity
-
11 savagery
n. wildheid, woestheid, wreedheid[ sævidzjrie] 〈meervoud: savageries〉1 〈 voornamelijk meervoud〉wreedheid/heden ⇒ ruwheid, gewelddadigheid/heden -
12 severity
-
13 abrasiveness
n. kwetsing; ruwheid; irritatie -
14 brutalness
n. ruwheid, wreedheid -
15 commonness
n. ordinair gedrag, eenvoud; grofheid, ruwheid -
16 harshness
n. ruwheid, onbeleefdheid, wreedheid -
17 rawness
n. ruwheid -
18 roughness
n. grofheid, ruwheid -
19 rowdiness
n. lawaaierige drukte, ruwheid -
20 unkindness
n. onvriendelijkheid, ruwheid
Страницы
- 1
- 2