-
1 run aground
aan de grond lopen————————vastlopen, aan de grond (laten) lopen -
2 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
3 aground
См. также в других словарях:
run aground — v. (D; intr.) to run aground on (the boat ran aground on a sandbank) * * * (D; intr.) to run aground on (the boat ran aground on a sandbank) … Combinatory dictionary
run aground — verb a) For a vessel to be immobilized by water too shallow to allow it to float. b) To cause a vessel to run aground … Wiktionary
run aground — run into a sandbar, be caught on a reef (in a boat) … English contemporary dictionary
run aground — verb 1. bring to the ground the storm grounded the ship • Syn: ↑ground, ↑strand • Derivationally related forms: ↑ground (for: ↑ground) • … Useful english dictionary
run aground — Synonyms and related words: be clobbered, be felled, be poleaxed, be staggered, be stricken, beach, cast away, come to grief, drown, founder, ground, have a mishap, pile up, shipwreck, sink, strand, suffer a misfortune, take the ground, wreck … Moby Thesaurus
run — 1 /rVn/ verb past tense ran past participle run present participle running MOVE QUICKLY ON FOOT 1 (I) to move quickly on foot by moving your legs more quickly than when you are walking: I had to run to catch the bus. | Two youths were killed when … Longman dictionary of contemporary English
aground — adj., adv. to run aground (the ship ran aground) * * * [ə graʊnd] to run aground (the ship ran aground) … Combinatory dictionary
run — I [[t]rʌn[/t]] v. ran, run, run•ning, n. adj. 1) to go quickly by moving the legs more rapidly than at a walk and in such a manner that for an instant in each step all or both feet are off the ground 2) to move or pass quickly 3) to depart… … From formal English to slang
aground — adverb or adjective Date: 14th century 1. on the ground < planes aloft and aground > 2. on or onto the shore or the bottom of a body of water < a ship run aground > … New Collegiate Dictionary
run — 1. Move swiftly. Holo, hoholo, ho oholo, ka aholo; ♦ run, as for office, holo, alualu; ♦ run fast, holo māmā, holo kikī, kikī holo, ho oheihei; ♦ run here and there, holokē, holo hele, holo lua; holowā (rare); ♦ run aground, ili;… … English-Hawaiian dictionary
aground — predic.adj. & adv. (of a ship) on or on to the bottom of shallow water (be aground; run aground). Etymology: ME f. A(2) + GROUND(1) … Useful english dictionary