-
1 rondstrooien
рассказывать всем; разбалтывать; разбросать; (по)сыпать, рассыпать; бросать (), бросаться; сыпать; сорить* * *гл.общ. рассыпать вокруг, разбалтывать, рассказывать всем -
2 rondstrooien
v. put about, peddle, scatter -
3 rondstrooien
-
4 rondstrooien
disperser, parsemer, répandre, -
5 praatjes rondstrooien
v. rumour, rumor -
6 litter
n. rommel, troep; (lig/stal)stro, afdekstro (v. planten); nest (jongen); draagkoets/stoel; draagbaar--------v. werpen, jongen; een rommel maken v.; rondstrooienlitter1[ littə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rommel ⇒ rotzooi, troep3 stal/stromest5 draagkoets/stoel/zetel♦voorbeelden:4 have a litter of kittens • jongen, jongen krijgen————————litter2II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 van stro voorzien ⇒ strooien, afdekken♦voorbeelden:3 litter down a horse/stable • een paard/stal strooien -
7 разбалтывать
v1) gener. ompraten, omverpraten, rondbazuinen, rondbrieven, rondstrooien, rondvertellen, uit de school klappen, verklappen o (секрет и т.п.)2) liter. uitdragen -
8 рассказывать всем
vgener. rondstrooien, rondvertellenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > рассказывать всем
-
9 рассыпать вокруг
vgener. rondstrooien -
10 broadcast
adj. uitgezonden--------n. uitzending--------v. uitzendenbroadcast1[ bro:dka:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (radio/televisie-)uitzending————————broadcast21 uitzenden ⇒ in de lucht zijn, te beluisteren zijn2 voor de radio/op de televisie zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 uitzenden ⇒ via radio/televisie bekendmaken♦voorbeelden: -
11 dish out
-
12 dish
n. schaal; schotel; gerecht; speciaal gerecht--------v. verknallen; ruïnerendish1[ disj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ do the dishes • de afwas doen, afwassen————————dish2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ dish up dish up/ -
13 ladle
n. soeplepel--------v. oplepelen met een soeplepel; uitdelenladle1[ leedl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ladle2〈 werkwoord〉1 opscheppen ⇒ oplepelen, ronddelen -
14 large
adj. groot; ruim; grootschalig; uitgestrekt; in de breedte; gul; bombast--------n. vrijheid; totaliteitlarge1♦voorbeelden:the people at large • het gros van de mensentalk/write at large about • uitvoerig ingaan opscatter accusations at large • in het wilde weg beschuldigingen rondstrooien————————large2〈bijvoeglijk naamwoord; larger; largeness〉1 groot ⇒ omvangrijk, ruim2 veelomvattend ⇒ ver(re)gaand, verstrekkend♦voorbeelden:large intestine • dikke darmas large as life • in levenden lijve, hoogstpersoonlijk; onmiskenbaarlarger than life • overdreven, buiten proporties————————large3〈 bijwoord〉1 groot→ by by/ -
15 peddle
v. roddelen; verspreiden; verkopen[ pedl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verspreiden ⇒ rondstrooien, verkondigen♦voorbeelden: -
16 quip
n. schimscheut; kwinkslag; mop; spitsvondigheid--------v. spitsvondigquip1[ kwip] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————quip2〈werkwoord; quipped〉1 schimpen -
17 retail gossip
-
18 retail
adj. detailhandelaar, kleinhandelaar--------n. kleinhandel, detailhandel--------v. in het klein verkopen, slijten; omstandig verhalen; rondvertellenretail1[ rie:teel] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————retail2♦voorbeelden:retail sale • detailverkoopretail trade • de kleinhandel————————retail3[ rie:teel]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉————————retail4♦voorbeelden:————————retail5〈 bijwoord〉 -
19 rumour
n. geruchtrumour11 gerucht(en) ⇒ praatje(s), verhalen♦voorbeelden:————————rumour2♦voorbeelden: -
20 scatter about/around
scatter about/around
Страницы
- 1
- 2