-
1 roeier
roeier, roeister♦voorbeelden: -
2 roeier
roeier, roeister -
3 roeier
-
4 roeier
deRuderer m -
5 roeier
n. oar, oarer, oarsman, rower, sculler, boatman -
6 roeier
m (v - roeister)rameur/-euse -
7 de haal van een roeier
der Schlag eines Ruderers -
8 гребец
roeier -
9 stroke
n. slag; (zweep)slag; beroerte; zwemstrook; streling; penseel strook--------v. aaien, strelen, (glad)strijkenstroke1[ strook] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ klap, stoot; donder/klok/hamer/zwem/hartslag3 haal ⇒ pennenstreek, streep♦voorbeelden:1 stroke of genius • geniale zet/vondstat a/one stroke • in één klapon the stroke of twelve • klokslag twaalf (uur), op slag van twaalven¶ stroke of (good) luck • buitenkansje, geluk(je)he has not done a stroke of work • hij heeft geen klap uitgevoerd→ different different/————————stroke2〈 werkwoord〉1 aaien ⇒ strelen, (glad)strijken3 (beheerst/bekeken) slaan/stoten 〈 bal〉 -
10 oarsman
-
11 rower
-
12 roeister
-
13 roeister
-
14 гребец
ngener. roeier -
15 чиновник палаты мер и весов
nRussisch-Nederlands Universal Dictionary > чиновник палаты мер и весов
-
16 boater
-
17 crew
n. bemanning van roeiboot in roeiwedstrijd--------n. bemanning, bezetting, teamcrew1[ kroe:] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉3 ploeg ⇒ roeibootbemanning, roeiploeg♦voorbeelden:————————crew21 bemanning/bemanningslid/roeier zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bemannen————————crew3→ crow crow/ -
18 punter
-
19 sculler
-
20 waterman
n. veerman; roeier, iemand die aan het roer zit; bootsman, iemand die op een boot werkt; iemand die boten verhuurt1 veerman
Страницы
- 1
- 2