-
1 gewiss
gewiss1♦voorbeelden:sie hat so ein gewisses Etwas • ze heeft zoiets over zich, zoiets bepaaldseiner Sache 〈 2e naamval〉 gewiss sein • zeker zijn van iets, van iets op aan kunneneine Belohnung war ihm gewiss • hij kon op een beloning rekenen————————gewiss2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 aber gewiss doch! • maar zeker!ganz gewiss! • zeer, heel zeker!, vast en zeker! -
2 sicher
sicher11 veilig, zeker2 betrouwbaar, zeker ⇒ feilloos, verzekerd, rustig3 beslist, zelfbewust, zelfverzekerd4 gewis, stellig, zeker ⇒ overtuigd van♦voorbeelden:1 sicher ist sicher • veiligheid, zekerheid voor allesauf Nummer Sicher, sicher gehen • geen risico nemenvor einem Überfall sicher sein • voor een overval veilig zijnmit sicherem Blick • met een geoefend oogein sicheres Einkommen • een vast inkomenmit sicherem Schritt • met vaste tredein sicheres Urteil • een helder oordeel(svermogen)eine Lektion sicher können • een les goed kennen3 sein sicheres Auftreten • zijn zelfbewust, -verzekerd optredener ist seiner selbst sehr sicher • hij is heel zeker van zichzelfsie wirkt sehr sicher • zij maakt een heel zelfverzekerde indrukich bin mir nicht ganz sicher • ik ben er niet helemaal zeker vandie Todesstrafe ist ihm sicher • hij kan rekenen op de doodstrafda bin ich ganz sicher! • dat weet ik (wel) heel zeker!————————sicher2〈 bijwoord〉1 beslist, vast, zeker ⇒ vermoedelijk; met zekerheid -
3 bestimmt
-
4 doch
doch1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 käme er doch! • kwam hij toch maar!komm doch mal her! • kom eens even hier!sie ist doch kein Kind mehr • ze is immers geen kind meerwie war das doch? • hoe was dat toch ook weer?also doch ! • dus toch!ja doch ! • ja zeker!————————doch2〈 voegwoord〉♦voorbeelden:2 ‘das weißt du wohl nicht mehr?’ ‘Doch, doch !’ • ‘dat weet je zeker niet meer?’ ‘O ja, (dat weet ik nog wel)!’ -
5 ganz gewiss
ganz gewiss!zeer, heel zeker!, vast en zeker!————————ganz gewiss!zeer, heel zeker! -
6 gut
〈 besser, (am) best(en)〉♦voorbeelden:gut die Hälfte • ruim de helftein gutes Stück • een heel stuk, heel, aardig watein gut aussehender Mann • een knappe mangut befreundet sein • goede, dikke vrienden zijngut gelaunt • goedgehumeurdgut gemeint • welgemeend, goed bedoeldjemandem gut gesinnt sein • iemand goed-, welgezind zijngut situiert sein • goed gesitueerd, in goede doen zijngut unterrichtete Kreise • welingelichte kringenihm, mir geht es gut • met hem, mij gaat het goedes sich 〈 3e naamval〉 gut gehen lassen • het ervan nemen, pakkenlass es dir gut gehen! • het beste (ermee)!, het ga je goed!du hast gut lachen! • jij kunt makkelijk lachen!hier ist gut leben, sein • hier is het goed toeven, leef je aangenaam〈 figuurlijk〉 gut liegen • er goed voor, op staanmachs gut! • het beste (ermee)!schlaf gut! • welterusten!mir ist nicht gut • ik voel me niet goed, niet (erg) lekkereinander wieder gut sein • weer goede vrienden zijnes gut sein lassen • het erbij laten, het wel gelovenjemandem, einer Sache gut tun • iemand, iets goeddoenGutes tun • een goede daad, goede daden verrichtenes wird alles noch, schon wieder gut werden • het zal allemaal wel goed aflopen〈informeel; ironisch〉 das kann ja gut werden! • dat kan nog leuk worden!, dat belooft wat!alles Gute! • het beste (ermee)!ich ahne nichts Gutes • ik verwacht, voorzie niet veel goedses hat alles sein Gutes • alles heeft zijn goede kantendes Guten zu viel • te veel van het goedealso gut!, nun gut! • nou goed dan!, okay!du bist gut daran! • jij staat er goed voor, jij bent goed af!schon gut! • goed, goed!, het is (al) goed!dafür bin ich mir zu gut • daar voel ik me te goed voorim Guten • vriendschappelijk, in der minnejenseits von gut und böse • boven het goede en kwade verheven, zonder rekening te houden met de moraaletwas zum Guten lenken • iets ten goede kerenes ist alles wieder gut zwischen uns • het is weer koek en ei tussen onsgut und gern • (zeker) wel, zekeralles gut und schön, aber … • alles goed en wel, maar …so gut wie sicher • zo goed als zekerso gut wie möglich • zo goed mogelijkim Guten wie im Bösen • goedschiks of kwaadschiks -
7 ja
ja1 ja2 ja?, niet waar? ⇒ hé, hé3 toch, immers, inderdaad ⇒ nog, wel, ook5 〈informeel; alleenstaand〉ja? ⇒ echt (waar)?♦voorbeelden:1 ja doch, ja gewiss, ja freilich • ja zeker, maar jaaber ja doch • maar zeker, maar jana ja! • nou, nu ja!2 du kommst doch mit, ja? • jij gaat toch mee, zeker?3 das Kleid ist ja schön, aber teuer • de jurk is wel mooi, maar duurdas ist ja schrecklich! • maar dat is (toch) verschrikkelijk!das ist ja wahr • dat is waar ookich glaube ja • ik geloof van weldu kennst ihn ja! • je kent hem toch (wel)!so ist er ja • zo is hij nu eenmaalda bist du ja! • daar ben je eindelijk!4 geh ja hin! • ga er in ieder geval heen! -
8 allerdings
-
9 doppelt
-
10 doppelt hält besser
-
11 gut und gern
(zeker) wel, zeker -
12 sichergehen
sichergehen1 geen risico nemen, het zekere voor het onzekere nemen ⇒ zeker zijn, zeker spelen♦voorbeelden: -
13 todsicher
todsicher〈 informeel〉1 heel, absoluut zeker ⇒ 〈 als bijwoord vooral〉 vast en zeker, beslist♦voorbeelden:1 das ist eine todsichere Sache • dat staat als een paal boven water; 〈 ook〉dat zaakje zit wel safe, snor -
14 überhaupt
überhaupt1 eigenlijk (wel) ⇒ trouwens, (toch) al2 over het algemeen ⇒ überhaupt, in alle opzichten♦voorbeelden:1 für wen halten Sie mich überhaupt? • waar ziet u mij (eigenlijk) voor aan?wenn ich überhaupt reise • als ik dan al (op reis) gawenn überhaupt • indien dan al, als het dan al gebeurt, moet -
15 Amen
Amen〈o.; Amens, Amen〉♦voorbeelden:1 sein Amen (zu etwas) geben • zijn fiat, goedkeuring (aan iets) geven -
16 Art
〈v.; Art, Arten〉2 aard, soort ⇒ slag, genre3 manier, (handel)wijze♦voorbeelden:es liegt in meiner Art • het ligt in mijn aardvon heftiger Art sein • heftig van aard, van natuur zijnes ist nicht der Art, dass … • het is niet van dien aard dat …ein Verbrecher übelster Art • een misdadiger van de ergste soortProdukte aller Art(en) • alle soorten productenAuffassungen solcher Art • dat soort opvattingenaus der Art schlagen • uit de aard slaanmein Sohn schlägt in meine Art • mijn zoon aardt naar mijeinzig in seiner Art • enig in zijn soort, uniekjede Art von Betrug • elk soort bedrog3 eine sonderbare Art • een vreemde handelwijze, manier van doenseine Art zu fahren • zijn manier, stijl van rijdenauf diese Art und Weise • op deze manierin einer bestimmten Art arbeiten • op een bepaalde manier werkener ist freundlich in, nach seiner Art • hij is op zijn manier vriendelijkin der Art Rembrandts, von Rembrandt • in de stijl van RembrandtChampignons nach griechischer Art • champignons op Griekse wijzenach Art des Hauses • à la maisondie Art und Weise, wie • de manier waaropdas ist (doch, wirklich) keine Art (und Weise)! • dat is (toch, echt) geen manier van doen! -
17 Auge
Auge〈o.; Auges, Augen〉♦voorbeelden:sehenden Auges ins Unglück rennen • met open ogen zijn ongeluk tegemoet lopendie Augen abwenden • de blik afwenden〈 informeel〉 die Augen aufmachen, aufsperren, auftun • uit zijn ogen, doppen kijkenjemandem schöne Augen machen • met iemand (beginnen te) flirtendie Augen offen haben, halten • zijn ogen de kost gevendie Augen gingen ihm über • 〈 (a) formeel〉 zijn ogen schoten vol tranen; (b) daar stond hij van te kijkenwo hattest du denn deine Augen? • jij had je ogen zeker in je zak?〈 informeel〉 da bleibt kein Auge trocken • (a) iedereen begint te huilen; (b) iedereen lacht tranen • (c) niemand blijft daarvan verschoondjemandem etwas an den Augen ablesen • iets in iemands ogen lezenauf einem Auge blind sein • aan één oog blind zijnein Auge auf etwas, jemanden haben • (a) een oogje in het zeil houden; (b) een oogje op iets, iemand hebbenjemanden aus großen Augen ansehen • iemand met grote ogen aankijkengeh mir aus den Augen! • uit mijn ogen!er ist mir aus den Auge gekommen • ik heb hem uit het oog verlorenein Auge für etwas haben • oog voor iets hebbenetwas, jemanden im Auge behalten • iets, iemand in het oog houdenin jemandes Augen sinken, steigen • in iemands achting dalen, stijgendas fällt, springt (mir) ins Auge, in die Augen • dat springt in het oogder Gefahr ins Auge blicken, sehen • het gevaar onder ogen zienmit bloßem, nacktem Auge • met het blote oogmit einem lachenden und einem weinenden Auge • met een lach en een traanmit offenen Augen durch die Welt gehen • zijn ogen niet in zijn zak hebben〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Augen nach jemandem, etwas aus (dem Kopf) gucken, schauen • voortdurend op de uitkijk naar iemand, iets staanAuge um Auge, Zahn um Zahn • oog om oog en tand om tand(dunkle) Ringe um die Augen haben • kringen onder de ogen hebbenjemandem unter die Augen kommen, treten • iemand onder ogen komenes fällt mir wie Schuppen von den Augen • de schellen vallen mij van de ogenjemandem etwas vor Augen führen, halten, stellen • iemand iets onder het oog brengenich halte mir das vor Augen • ik houd dat voor ogenseine Figur schwebt, steht mir vor (den) Augen • zijn figuur staat mij voor de geest〈 informeel〉 er macht Augen wie ein gestochenes Kalb • hij staat met kalfsogen, schelvisogen te kijkendas Kind ist ihm wie aus den Augen geschnitten • het kind lijkt sprekend op hem〈 spreekwoord〉 aus den Augen, aus dem Sinn • uit het oog, uit het hart〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet -
18 Beziehung
Beziehung〈v.; Beziehung, Beziehungen〉1 betrekking ⇒ relatie, verhouding4 houding, instelling♦voorbeelden:1 in, mit Beziehung auf die Zukunft • m.b.t. de toekomst3 in gewisser, keiner Beziehung • in zeker, geen enkel opzicht -
19 Ding
Ding1〈o.; Ding(e)s, Dinge〉♦voorbeelden:1 den Weg aller Dinge gehen • de weg van alle vlees gaan, sterven, vergaan〈 spreekwoord〉 aller guten Dinge sind drei • alle goede dingen bestaan in drieën; de derde streng houdt de kabelsich aus fremden Dingen heraushalten • met vreemde zaken niets te maken willen hebbenvor allen Dingen • in de eerste plaats, allereerstgeschehene Dinge sind nicht zu ändern • gedane zaken nemen geen keerwie die Dinge liegen • zoals de feiten liggendas geht nicht mit rechten Dingen zu • die zaak is niet pluis————————Ding2〈o.; Ding(e)s, Dinger〉 〈 informeel〉2 ding(etje) ⇒ iets, wat♦voorbeelden:ein Ding drehen • een kraak zettenkrumme Dinger machen • slinkse streken uithalen -
20 Garantie
Garantie〈v.; Garantie, Garantien〉♦voorbeelden:Garantie auf, für ein Gerät • garantie op een toesteldas geht auf Garantie • dat valt onder de garantieer übernahm die volle Garantie dafür • hij stond er ten volle voor in〈 informeel〉 ohne Garantie! • onder voorbehoud!, ik weet het niet zeker!〈 informeel〉 unter Garantie • gegarandeerd, beslist
См. также в других словарях:
zeker — is., esk., Ar. ẕeker Erkeklik organı … Çağatay Osmanlı Sözlük
zeker — (A.) [ ﺮﮐذ ] 1. erkek. 2. erkeklik üreme organı … Osmanli Türkçesİ sözlüğü
ZEKER — (C.: Zükrân Zükur Zikâr Zikâre) Erkek. * Erkeklik organı … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
BUH — Zeker.* Nefis … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
KULFE — Zeker ucundaki sünnet edilecek deri … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
ZÜKRAN — (Zeker. C.) Erkekler … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
ZÜKUR — (Zeker. C.) Erkekler … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
ZÜLENKATA — Zeker. * Kısa boylu kişi … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
ZİKÂR — (Zeker. C.) Erkekler … Yeni Lügat Türkçe Sözlük
Kinderen voor Kinderen — Infobox musical artist Name = Kinderen voor Kinderen Landscape = Yes Background = group or band Origin = flagicon|Netherlands Hilversum, Netherlands Instrument = ca. 30 voices Genre = pop, rock, hiphop, techno, Broadway Occupation =… … Wikipedia
Netherlands at the 2008 Summer Olympics — Netherlands at the Olympic Games Flag of the Netherlands – Flag bearers … Wikipedia