-
1 steen
1 [harde delfstof] stone♦voorbeelden:II 〈de〉2 [als bouwmateriaal] stone ⇒ 〈 baksteen〉 brick, 〈 plavuisvormig〉 slab, 〈 kinderhoofdje〉 cobble(-stone)♦voorbeelden:de eerste steen (naar iemand) werpen • throw/cast the first stone (at someone)als een steen op de maag liggen • be indigestibleergens een steentje toe bijdragen • do one's bit towards something; chip in with 〈 bedrag〉/towards 〈 doel〉de eerste steen leggen • lay the first stonegeen steen op de ander laten • not leave a stone standingeen ring met een steen • a ring set with a stone
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский