-
1 by the week
per week -
2 he averages two hours of tennis a week
English-Dutch dictionary > he averages two hours of tennis a week
-
3 he's earning at least thirty quid a week
English-Dutch dictionary > he's earning at least thirty quid a week
-
4 my sons bring in £10 a week
my sons bring in £10 a weekmijn zoons zijn samen goed voor £10 per week -
5 paid by the week
-
6 once a week
een keer/eenmaal per week -
7 twice a week
tweemaal per week (iedere drie dagen) -
8 semiweekly
adj. halfwekelijks; twee keer per week--------adv. tweemaal per week--------n. halfwekelijkse advertentie, krant die twee keer per week uitkomt[ - wie:klie]1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉tweemaal per week verschijnend/plaats hebbend -
9 the
als--------de, hetthe12 〈 met overtreffende trap〉de/het♦voorbeelden:1 so much the better • zoveel/des te beterI'm none the wiser for it • ik ben er niet veel wijzer op geworden(all) the more so because • temeer omdatthe sooner the better • hoe eerder hoe beter2 he finished the fastest • hij was als eerste/het eerste klaar————————the21 de/het2 〈 beklemtoond〉de/het (enige/echte/grote/enz.)3 〈 bij onvervreemdbaar eigendom, in het bijzonder lichaamsdelen〉mijn/jouw/enz.♦voorbeelden:history of the cinema • geschiedenis van de filmthe Duke of Wellington • de hertog van Wellingtonthe earth • de aardethe Italians love spaghetti • (de) Italianen zijn dol op spaghettiplay the piano • piano spelenthe story he told them • het verhaal dat hij hun verteldehelp the blind • help de blindenit shrinks in the washing • het krimpt bij het wassen2 ah, this is the life! • ah, dit is pas leven!〈Brits-Engels; informeel〉 how's the wife? • hoe gaat het met je vrouw?paid by the week • per week betaald -
10 semaine
semaine [səmen]〈v.〉1 week♦voorbeelden:la semaine des quatre jeudis • met sint-juttemissemaine anglaise • vijfdaagse werkweekà la petite semaine • zonder een duidelijke lijn, kortzichtig, op korte termijnvivre à la petite semaine • van de hand in de tand levenla semaine sainte • de stille week, goede weekêtre de semaine • weekdienst hebbenà la semaine • per weekdans une semaine • over een weeken semaine, pendant la semaine • op werkdagen, door de week -
11 biweekly
adj. tweewekelijks; twee keer per week; tweemaal per week plaatsvindend; om de twee weken plaatsvindend--------n. tweewekelijksbiweekly1[ bajwie:klie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: biweeklies〉1 veertiendaags/tweewekelijks tijdschrift————————biweekly2〈bijvoeglijk naamwoord; bijwoord〉1 veertiendaags ⇒ tweewekelijks, om de veertien dagen -
12 bihebdomadaire
bihebdomadaire [bie.ebdommaader]1 tweemaal per week verschijnend, plaatshebbendadjtweemaal per week verschijnend/plaatshebbend -
13 average
adj. gemiddeld; gewoon--------n. gemiddelde--------v. gemiddelde zijnaverage1[ ævridzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:his performance does not exceed the average • zijn prestatie stijgt niet boven de middelmaat uitabove (the) average • boven het gemiddeldebelow (the) average • onder het gemiddelde¶ on (the) average • gemiddeld, doorgaans→ law law/————————average21 gemiddeld ⇒ midden-, doorsnee-♦voorbeelden:this month's average temperature • de gemiddelde temperatuur van deze maandaverage man • de gewone man————————average3→ average out average out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het gemiddelde berekenen van ⇒ het gemiddelde schatten/nemen van♦voorbeelden:3 average a loss/profits • een verlies/winst evenredig verdelen→ average out average out/ -
14 bring in
-
15 quid
n. lira sterling (slang); stukje kauwtabak♦voorbeelden: -
16 rokuyo
n. kalender van zes dagen per week, maankalender gebruikt in Japan vanaf de 14-de tot de 19-de Eeuw met zesdaagse week en elke dag had de naam en een speciale betekenis en mening -
17 rolling stone
n. "Rolling Stone", Amerikaans tijdschrift, twee keer per week verschijnend, betreffende muziek en wereld van vermaak -
18 7-Eleven(r)
n. 7-Eleven, internationaal concern opgericht in Texas (VS) in 1927 die de grootste keten van kleine winkels voor snelle boodschappen leidt (in Noord-Amerika en het Verre Oosten), kleine winkels voor snelle boodschappen geleid door vergunninghouders of concessionarissen in vele landen op de wereld (de naam was om de lange uren van open zijn te benadrukken, van 7 a.m tot 11 p.m., 7 dagen per week -
19 bi weekly
tweemaal per week -
20 weekly newspaper
weekblad (krant die eenmaal per week uitkomt)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
number of kilometres covered per week — savaitinis kilometražas statusas T sritis Kūno kultūra ir sportas apibrėžtis Sportininko įveiktas nuotolis kilometrais savo arba kitos sporto šakos pratybose per savaitę. atitikmenys: angl. number of kilometres covered per week vok.… … Sporto terminų žodynas
week — W1S1 [wi:k] n [: Old English; Origin: wicu] 1.) a period of seven days and nights, usually measured in Britain from Monday to Sunday and in the US from Sunday to Saturday once/twice/three times etc a week ▪ Letters were delivered twice a week… … Dictionary of contemporary English
week — [ wik ] noun count *** a period of seven days, usually counted from a Sunday: He travels south two days a week. That left 15 dollars per week for food. last/next week: He will meet his uncle in Boston next week. a. a week in which particular… … Usage of the words and phrases in modern English
week — noun ADJECTIVE ▪ last, past ▪ previous ▪ coming, following, next ▪ consecutive, successive … Collocations dictionary
Per. — 1. Persia. 2. Persian. * * * abbrev 1. Period 2. Person * * * per «puhr; stressed pur», preposition. 1. for each; for every: »a pint of milk per child, ten cents per pound … Useful english dictionary
per. — 1. percentile. 2. period. 3. person. * * * abbrev 1. Period 2. Person * * * per «puhr; stressed pur», preposition. 1. for each; for every: »a pint of m … Useful english dictionary
week */*/*/ — UK [wiːk] / US [wɪk] noun [countable] Word forms week : singular week plural weeks a period of seven days, usually counted from a Sunday He travels south two days a week. That left ten pounds per week for food. last/next week: He will meet his… … English dictionary
per — /perr/; unstressed /peuhr/, prep. 1. for each; for every: Membership costs ten dollars per year. This cloth is two dollars per yard. 2. by means of; by; through: I am sending the recipe per messenger. 3. according to; in accordance with: I… … Universalium
per — [[t]pɜː(r)[/t]] ♦♦ 1) PREP: amount PREP n You use per to express rates and ratios. For example, if something costs ₤50 per year, you must pay ₤50 each year for it. If a vehicle is travelling at 40 miles per hour, it travels 40 miles each hour.… … English dictionary
Per diem — Per diem, is Latin for per day or for each day . It usually refers to the daily rate of any kind of payment. It may also refer to a specific amount of money that an organization allows an individual to spend per day, to cover living and… … Wikipedia
per — [pə, pɜː ǁ pər, pɜːr] preposition 1. for each: • an average beef cattle price of $74.20 per hundred pounds • The price tag is $1500 per square foot of retail space. • Earnings per share rose 12% to 31.3 pence. • The Japanese have in recent years… … Financial and business terms