-
61 menstrual pain
menstruale pijn -
62 reduce pain
pijn verminderen -
63 rheumatic pain
reumatische pijn -
64 shooting pain
stekende pijn -
65 suffer pain
pijnlijden -
66 suffered pain
heeft pijn geleden, heeft geleden -
67 under pain of death
in gevaar van dood, verwacht de doodstraf -
68 writhed in pain
kromp ineen van de pijn (had veel pijn, leed sterke pijn) -
69 yell with pain
uitschreeuwen van pijn -
70 threshold of pain
pijngrens -
71 dull
adj. saai; somber; dof, gedempt; dom--------v. afstompen, stomp wordendull1[ dul] 〈bijvoeglijk naamwoord; dully; dullness〉1 saai ⇒ vervelend, oninteressant2 dom ⇒ onintelligent, sloom♦voorbeelden:a dull dog • een saaie piet————————dull21 afstompen ⇒ afnemen, verslappen2 dof/mat wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 dom/stom maken♦voorbeelden: -
72 shout
n. schreeuw, brullen, krijsen--------v. schreeuwen, krijsen, brullenshout1[ sjaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schreeuw ⇒ kreet, gil♦voorbeelden:a shout of pain • een schreeuw van pijn————————shout2〈 werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ (uit)roepen, brullen, gillen♦voorbeelden:shout orders • bevelen roepenshout oneself hoarse • zich schor schreeuwenthe audience shouted down the speaker • het publiek joelde de spreker uitdon't shout about it! • maak je er niet zo druk om!don't shout at me! • ga niet zo tegen me tekeer!shout for joy • het uitroepen van vreugdehe shouted for/to me to come • hij riep dat ik moest komenshout with pain • schreeuwen/gillen van de pijn -
73 twist
n. draai, vlecht, lont, touw; verdraaiing, verbuiging--------v. vlechten, draaien; verdraaien, verkrommentwist1[ twist] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a strange twist of events • een vreemde wending der gebeurtenissengive someone's arm a twist • iemands arm omdraaiengive the truth a twist • de waarheid een beetje verdraaien————————twist2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 verdraaien ⇒ verwringen; vertrekken 〈 gezicht〉; verrekken 〈 spier〉; verstuiken 〈 voet〉; verbuigen 〈 sleutel〉; omdraaien 〈 arm〉6 wringen ⇒ af/uitwringen♦voorbeelden: -
74 abdominal
adj. van de buik; tot de buik behorend[ æbdomminl]♦voorbeelden: -
75 alleviate
v. verlichten, verzachten[ əlie:vie▪eet] 〈zelfstandig naamwoord: alleviation〉1 verlichten ⇒ verzachten, lenigen♦voorbeelden: -
76 amount
n. hoeveelheid; som, bedrag--------v. bedragen; opklimmen tot[ əmaunt]2 totaal ⇒ som, waarde♦voorbeelden:any amount of money • een berg geldno amount of pain • geen pijn, hoe hevig dan ooka certain amount of risk • enig risico -
77 cry
n. kreet; leus; huilen; schreeuwen, roepen--------v. roepen; huilen; schreeuwencry1[ kraj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cries〉1 kreet ⇒ (uit)roep, (ge)schreeuw, strijdkreet4 roep ⇒ smeekbede, appel5 leus ⇒ strijdleuze, devies, motto, slogan♦voorbeelden:→ far far/————————cry2〈 cried〉1 schreeuwen ⇒ jammeren, lamenteren♦voorbeelden:1 huilen ⇒ schreien, janken♦voorbeelden:〈 informeel〉 I'll give you something to cry about/for! • ik zal je leren huilen!cry oneself to sleep • zichzelf in slaap huilencry for something • om iets jengelen, om iets huilencry for joy • huilen van blijdschapcry over something • iets bewenencry with grief • huilen van verdriet2 cry(out) for help/mercy • om hulp/genade roepenthe fields are crying out for rain • het land schreeuwt om regencry (out) to someone • tegen iemand schreeuwen¶ cry something down • iets kleineren, iets afbreken〈 informeel〉 for crying out loud • allemachtig, in vredesnaamcry off • terugkrabbelen, er(gens) van afziencry something up • iets ophemelen/opsteken2 smeken♦voorbeelden:1 cry one's wares • zijn waren uitventen/aanprijzen -
78 dance
n. dans--------v. dansendance1[ da:ns]2 dansfeest ⇒ bal, dansavond♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the; soms Dance〉————————dance21 dansen ⇒ springen, (staan te) trappelen♦voorbeelden:her eyes danced for/with joy • haar ogen tintelden van vreugdedance to music • op muziek dansendance with rage/pain • trappelen van woede/van de pijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dansen2 doen/laten dansen♦voorbeelden: -
79 deaden
v. verzwakken, verlichten; verdoven; minder levendig maken; dood gaan; doden; geluiddicht maken; smakeloos maken, wegnemen van alcohol (zoals wijn)[ dedn]1 de kracht/helderheid/glans verliezen ⇒ verflauwen, verzwakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
80 drawn
adj. aangetrokken; neergehaalde gordijnen; getrokken; gespannen; onbeslist (zonder absolute winnaar in wedstrijd); getekend in een tekening; vertrokken (bv van pijn)[ dro:n]♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
pain — pain … Dictionnaire des rimes
pain — [ pɛ̃ ] n. m. • 1050; pan 980; lat. panis 1 ♦ Aliment fait de farine, d eau, de sel et de levain, pétri, fermenté et cuit au four (le pain, du pain); masse déterminée de cet aliment ayant une forme donnée (un pain). Pâte à pain. Faire du pain.… … Encyclopédie Universelle
pain — PAIN. s. m. Aliment ordinaire fait de farine pestrie & cuite. Bon pain. mauvais pain. pain bis. pain blanc, bis blanc. pain noir. pain tendre. pain frais. pain rassis. pain dur. pain salé. pain sans levain. pain de froment. pain de segle. pain d… … Dictionnaire de l'Académie française
pain — Pain, Panis. Pain blanc, Panis primarius, Candidus panis. Pain bourgeois, gros pain, Panis secundarius, siue secundus, Cibarius panis, Panis ciuilis, B. Pain bis dont on n a pas osté beaucoup du son, Pain de la fenestre, Ater panis, Autopyron.… … Thresor de la langue françoyse
Pain — Saltar a navegación, búsqueda Para el personaje de anime y manga, véase Pain (Naruto). Pain Información personal … Wikipedia Español
pain — n 1 Pain, ache, pang, throe, twinge, stitch are comparable when they mean a bodily sensation that causes acute discomfort or suffering. Pain may range in its application from a sensation that makes one uneasily aware of some bodily disturbance or … New Dictionary of Synonyms
pain — (p[=a]n), n. [OE. peine, F. peine, fr. L. poena, penalty, punishment, torment, pain; akin to Gr. poinh penalty. Cf. {Penal}, {Pine} to languish, {Punish}.] 1. Punishment suffered or denounced; suffering or evil inflicted as a punishment for crime … The Collaborative International Dictionary of English
Pain — Фестиваль Rock The Lake 2007 … Википедия
pain — n 1: punishment 2 a: physical discomfort associated with bodily disorder (as disease or injury) b: acute mental or emotional suffering pain·less adj pain·less·ly adv … Law dictionary
pain — ► NOUN 1) a strongly unpleasant bodily sensation such as is caused by illness or injury. 2) mental suffering or distress. 3) (also pain in the neck or vulgar slang pain in the arse) informal an annoying or tedious person or thing. 4) (pains)… … English terms dictionary
Pain — Pain, v. t. [imp. & p. p. {Pained} (p[=a]nd); p. pr. & vb. n. {Paining}.] [OE. peinen, OF. pener, F. peiner to fatigue. See {Pain}, n.] 1. To inflict suffering upon as a penalty; to punish. [Obs.] Wyclif (Acts xxii. 5). [1913 Webster] 2. To put… … The Collaborative International Dictionary of English