-
1 to weaken
afzwakkenverzwakken -
2 extenuate
v. verzachten (ook van straf); verminderen[ ikstenjoe▪eet]1 verzachten ⇒ vergoelijken, afzwakken♦voorbeelden:extenuate his guilt • zijn schuld afzwakken -
3 modify
-
4 soft-pedal
soft-pedalII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 dampen
v. vochtig maken, bevochtigen, nat maken; vochtig worden; temperen, verminderen, afzwakken, afraden, afstompen; geluidsdicht maken[ dæmpən]2 temperen ⇒ doen bekoelen, ontmoedigen -
6 dilute
adj. verdund; vermengd--------v. verdunnen; vermengen met waterdilute1[ dajl(j)oe:t] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————dilute2〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: dilution〉 -
7 dim
-
8 downplay
-
9 dull
adj. saai; somber; dof, gedempt; dom--------v. afstompen, stomp wordendull1[ dul] 〈bijvoeglijk naamwoord; dully; dullness〉1 saai ⇒ vervelend, oninteressant2 dom ⇒ onintelligent, sloom♦voorbeelden:a dull dog • een saaie piet————————dull21 afstompen ⇒ afnemen, verslappen2 dof/mat wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 dom/stom maken♦voorbeelden: -
10 extenuate his guilt
-
11 tone down
verzachten; de toon verzachtentone down♦voorbeelden: -
12 tone
n. toon, klank; intonatie; stemming--------v. stemmen, tinten; kleuren; versterken; temperen, verzachten, afzwakken; harmoniëren, goed passen bijtone1[ toon] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toon ⇒ klank; stem(buiging); tint♦voorbeelden:a rising/falling tone • een stijgende/dalende toonspeak in an angry tone • op boze toon spreken————————tone2♦voorbeelden:1 tone (in) with • kleuren bij, harmoniëren met→ tone up tone up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tinten♦voorbeelden:2 tone (in) with • doen harmoniëren/kleuren met, laten passen bij -
13 underplay
-
14 water down
water down -
15 water
adj. bij het water behorend--------n. water; vloeistof; water hoogstand; regenwater, zeewater, rivierwater etc; waterbron; helderheid (bij juweel)--------v. water geven; wateren; sproeien; vollopen met speeksel (mond); water aanvoer; verdunnenwater1[ wo:tə]3 (oplossing in) water ⇒ watertje, eau5 urine♦voorbeelden:〈 scheepvaart〉 make/take water • water maken/in krijgenrunning water • stromend watertread water • watertrappelen4 at high/low water • bij hoog/laagwaterthat is water under the bridge • dat is verleden tijdrun like water off a duck's back • niet het minste effect hebbenhold water • steek houdenof the first water • van het eerste/zuiverste water 〈 ook figuurlijk〉II 〈 meervoud〉♦voorbeelden:→ still still/————————water21 tranen ⇒ lopen, wateren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 van water voorzien ⇒ bespoelen, besproeien♦voorbeelden:a watered-down version • een verwaterde versie -
16 weaken
-
17 defang
v. verwijderen van tanden (van honden, slangen, enz.); schadeloos maken; incapabel maken; kracht of sterkte doen verminderen, doen afzwakken -
18 soft pedal
n. op pedaal trappen om de muziek af te zwakken--------v. verminderen, verzwakken, afzwakken, minder belangrijk maken; gebruik maken van de pedaal bij het pianospelen om volume te verminderen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский