-
1 oprollen
1 [tot een rol ineenrollen] s'enrouler♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhoogrollen; in elkaar rollen] (en)rouler2 [onschadelijk maken, m.b.t. een organisatie, leger] neutraliser⇒ rendre inoffensif/inoffensive -
2 oprollen
-
3 oprollen
enrouler -
4 z'n matten oprollen
z'n matten oprollen -
5 zich oprollen
zich oprollen -
6 afrollen
1 [uiteenrollen] dérouler2 [naar beneden rollen] descendre(qc.) en roulant3 [door oprollen wegnemen] enrouler♦voorbeelden:1 [zich ontrollen] se dérouler2 [zich naar beneden laten rollen] débouler♦voorbeelden: -
7 mat
mat1〈de〉♦voorbeelden:ruige mat • tapis-brosse————————mat21 [dof, glansloos] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 mat ⇒ 〈m.b.t. kleuren〉 terne 〈bijwoord; met matte blik〉 d'un regard terne♦voorbeelden:hij reageerde nogal mat op ons plan • il n'a pas été très emballé par notre projetmat staan • être mat -
8 omrollen
1 [omwerpen] renverser2 [omwentelen; oprollen] rouler♦voorbeelden:zich op zijn buik omrollen • se tourner sur le ventre1 [zich rollend omdraaien; rollend omvallen] rouler♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Siebensachen — Seine Siebensachen packen: seine wenigen Habseligkeiten zusammenpacken, um damit abzureisen, auszuziehen oder eilig zu verschwinden, auch: in aller Hast aufräumen, Umherliegendes zusammenraffen; vgl. französisch ›emballer son saint frusquin‹ oder … Das Wörterbuch der Idiome