-
1 opeten
3 [verteren, ook figuurlijk] eat (up/away) ⇒ consume♦voorbeelden: -
2 opeten
v. eat -
3 hij zal je niet opeten
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij zal je niet opeten
-
4 iets met huid en haar opeten
iets met huid en haar opetenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets met huid en haar opeten
-
5 iets tegen heug en meug opeten/opdrinken
iets tegen heug en meug opeten/opdrinkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets tegen heug en meug opeten/opdrinken
-
6 zijn eigen huis opeten
zijn eigen huis opeten±sell up, ±liquidateVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn eigen huis opeten
-
7 zijn kapitaal opeten
zijn kapitaal opetenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn kapitaal opeten
-
8 eten
eten1〈 het〉1 [voedsel] food♦voorbeelden:hij houdt van lekker eten • he is fond of good foodeten en drinken meenemen • bring along something to eat and drinkdat is geen eten • that isn't fit to eat2 koud eten • cold meal, lunchwarm eten • hot meal, dinnerhet eten is opgediend/klaar • dinner is served/readyhet eten laten staan • 〈 niet beginnen〉 leave one's food; 〈 niet helemaal opeten〉 not finish one's foodhet eten maken • make dinnerwijn bij het eten drinken • drink wine with a mealik ben niet thuis met het eten • I won't be home for dinneronder het eten • during meals/the meal, at dinner(time)nog een kik en je gaat zonder eten naar bed • one more word out of you and you'll be packed off to bed without your dinner————————eten21 eat♦voorbeelden:hij begon er direct van te eten • he fell tote veel/te weinig te eten geven • overfeed, underfeedhet is te eten /niet te eten • it's edible/inedible, it tastes OK/awfulwat eten we vandaag? • what's for dinner today?goed kunnen eten • have a good hearty appetiteje kunt hier lekker eten • they serve good food herelekker gegeten? • enjoyed your meal?eet smakelijk • enjoy your mealte veel eten • overeat (oneself)om op te eten zijn • be/look good enough to eateet ze • enjoy♦voorbeelden:1 blijf je (te) eten? • will you stay for dinner?wij zitten net te eten • we've just sat down to dinnerbuitenshuis/buiten de deur eten • eat/dine outthuis eten • eat iniemand te eten vragen • ask someone to dinneruit eten gaan • go out for dinneriemand uit eten nemen • take someone out to dinner1 [door eten verkrijgen] eat♦voorbeelden:zijn bord leeg eten • eat everything upzijn buikje rond eten • eat one's fillzich te barsten eten • eat till one is fit to burst -
9 het eten laten staan
het eten laten staanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het eten laten staan
-
10 huid
1 [vel] skin♦voorbeelden:met een donkere/lichte huid • dark-/fair-skinnedde huid afstropen • skinom zijn huid te redden • to save his skin〈 figuurlijk〉 zijn huid duur verkopen • fight to the bitter end, sell one's life dearly〈 figuurlijk〉 in iemands huid kruipen • put oneself in someone else's shoes/placetot op de huid nat worden • get soaked to the skin2 gedroogde/gelooide huid • dried/tanned hidede huid verkopen voor de beer geschoten is • count one's chickens before they're hatched -
11 meug
-
12 oplepelen
1 [opeten] spoon up♦voorbeelden: -
13 opvreten
1 [opeten] eat up, devour♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich opvreten〉♦voorbeelden:1 zich opvreten van ergernis • be vexed with anger/annoyance
См. также в других словарях:
opéten — tudi opêten tna o prid. (ẹ̑; ē) redko peten: opetni del čevlja … Slovar slovenskega knjižnega jezika
Deutschniederländisch — Kleverländisch (manchmal auch Deutschniederländisch, Ndl. Zuid Gelders; Südgeldersch) ist eine niederfränkische Mundartgruppe in Nordrhein Westfalen und einigen kleineren angrenzenden Gebieten der Niederlande. In der Germanistik wird sie auch als … Deutsch Wikipedia
Nordrheinmaasländisch — Kleverländisch (manchmal auch Deutschniederländisch, Ndl. Zuid Gelders; Südgeldersch) ist eine niederfränkische Mundartgruppe in Nordrhein Westfalen und einigen kleineren angrenzenden Gebieten der Niederlande. In der Germanistik wird sie auch als … Deutsch Wikipedia
Südgeldersch — Kleverländisch (manchmal auch Deutschniederländisch, Ndl. Zuid Gelders; Südgeldersch) ist eine niederfränkische Mundartgruppe in Nordrhein Westfalen und einigen kleineren angrenzenden Gebieten der Niederlande. In der Germanistik wird sie auch als … Deutsch Wikipedia
Brei — 1. A Brei waart so hiat egh idjen üs r ap den waart. (Nordfries.) Als Trost den Befehlen der gestrengen (grossen und kleinen) Herren gegenüber, um anzudeuten, dass die Strenge in der Ausführung abgeschwächt wird. 2. Brei essen nur Narren mit… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hufeisen — 1. Dem Hufeisen, welches klappert, fehlt ein Nagel. 2. Man muss die Hufeisen dranwagen, um das Pferd zu retten. 3. Vmb eines Huffeysens willen verdirbt offt ein Reitpferd. (S. ⇨ Nagel.) – Lehmann, 263, 39; Eiselein, 323; Simrock, 4961; Braun, I,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kuchen — 1. Alte Kuchen und böse Gewohnheit muss man brechen. Frz.: Gâteau et mauvaise coutume se doivent rompre. (Bohn I, 19.) 2. Auch gefülltem Kuchen schadet die Butter nicht. 3. Bamme (wenn man) für n Tâler Kuche bäckt, erspart me für n Batze Brûd.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Starke (der) — 1. Der starck hat allzeit glück vnd recht, der schwächst ist ein geplagter Knecht. – Henisch, 1661, 17. 2. Der starck sol den schwachen vbertragen, der weise den Albern. – Petri, II, 107. 3. Der Starke bedarf des Schwachen auch. Frz.: Tôt ou tard … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Unschuldiger — 1. De Unschuldige môt mit de Schuldige lîden. – Bueren, 182; Kern, 1537; Hauskalender, I. 2. Den Unschuldigen quäle nicht zu Tode. (S. ⇨ Schuldig 25.) – Graf, 300, 131. 3. Der Unschuldige kehrt sich nirgend an. Bei Tunnicius (635): De unschuldige … Deutsches Sprichwörter-Lexikon