-
1 turn on
enthousiast raken; aanzetten, aandoen (radio e.d.); opendraaien, openzetten (water, gas)turn on1 enthousiast/opgewonden rakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 does leather turn you on? • geeft leer je een kick?————————turn ondraaien om, afhangen van; gaan over 〈 van gesprek〉 -
2 ouvrir
ouvrir [oevrier]1 opengaan3 beginnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ouvrir un chemin • een weg aanleggen〈 informeel〉 ouvrir la lumière, le gaz • het licht, het gas aandoenouvrir l'oeil • oplettenouvrir un passage à qn. • een weg voor iemand banenouvrir la porte à • de deur openzetten voor, mogelijk makenouvrir la radio • de radio aanzettenouvrir un robinet • een kraan opendraaienouvrir les yeux à qn. • iemand de ogen openen1 opengaan ⇒ geopend worden, beginnen♦voorbeelden:il s'est ouvert à son amie • hij heeft zijn hart bij zijn vriendin uitgestorts'ouvrir le crâne en tombant • een gat in zijn hoofd vallens'ouvrir les veines • z'n polsen opensnijden1. v1) opengaan2) uitkomen (op), uitzien (op)3) beginnen5) beginnen2. s'ouvrirv1) opengaan, beginnen2) uitzien (op) -
3 раскрыть рот
vgener. zijn sluis openzetten -
4 floodgate
n. sluisdeur, sluisfloodgate♦voorbeelden: -
5 open the floodgates
-
6 shall I open the window?
shall I open the window?zal ik het raam openzetten? -
7 shall
v. hulpwerkwoord "zullen" om de toekomst aan te geven1 zullen♦voorbeelden:1 how shall I recognize her? • hoe zal ik haar herkennen?you shall have the book you want • je kríjgt het boek dat je wil hebbenthou shalt not kill • gij zult niet doden3 what shall we do when Jimmy leaves us? • wat moeten we doen als Jimmy ons verlaat?shall I open the window? • zal ik het raam openzetten? -
8 four
four [foer]〈m.〉1 oven2 mislukking ⇒ fiasco, echec♦voorbeelden:four crématoire • lijkovenfour solaire • zonneovenil fait chaud comme dans un four • het is smoorheetil fait noir comme dans un four • het is zo donker als de helouvrir un grand four • zijn schuurdeur openzettenon n'y voit pas plus que dans un four • je ziet geen hand voor ogen〈 spreekwoord〉 on ne peut pas être à la fois au four et au moulin • wie de klok luidt kan niet in de processie gaanfaire un four • vallen als een baksteenm1) oven2) flop, fiasco -
9 lâcher
lâcher1 [laasĵee]〈m.〉————————lâcher2 [laasĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 losser maken ⇒ vieren, ontspannen2 loslaten3 verlaten ⇒ opgeven, in de steek laten4 laten gaan ⇒ laten vallen, oplaten♦voorbeelden:lâcher une sottise • zich iets doms laten ontvallenv1) bezwijken2) afgaan [geweer]3) losser maken, vieren4) loslaten -
10 porte
porte [port]〈v.〉3 poort ⇒ bergengte, -pas♦voorbeelden:porte de communication • tussendeurporte d'entrée • ingangporte de secours • nooduitgangporte de service • personeelsingangporte à tambour • draaideurporte cochère • koetspoortporte coulissante, roulante • schuifdeurporte vitrée • glazen deurfaire du porte à porte • huis aan huis verkopenfermer, refuser sa porte à qn. • iemand de toegang tot z'n huis ontzeggenfermer sa porte au nez de qn. • iemand bruut wegjagenforcer la porte de qn. • bij iemand binnendringenfrapper à la bonne porte • bij de juiste persoon aankloppenfrapper à toutes les portes • overal om hulp aankloppenmettre qn. à la porte • iemand de deur uitzetten, iemand wegsturenouvrir la porte à qc. • de deur voor iets openzettenouvrir la porte à qn. • iemand gastvrij ontvangenpasser la porte • weggaan; ontslagen wordenporte à porte • naast elkaarà la porte! • d'r uit!à ma (ta, sa …) porte • vlakbij (huis), om de hoekde porte à porte, de porte en porte • van huis tot huis2 les portes de Paris • de invals-, uitvalswegen van Parijsaux portes de • onder de rook van, vlakbijêtre aimable comme une porte de prison • erg onvriendelijk zijnf1) deur2) poort3) toegang -
11 lâcher les écluses
lâcher les écluses————————lâcher les écluses -
12 ouvrir la porte à
ouvrir la porte àde deur openzetten voor, mogelijk maken -
13 ouvrir la porte à qc.
ouvrir la porte à qc. -
14 ouvrir un grand four
ouvrir un grand four -
15 Löffel
Löffel〈m.; Löffels, Löffel〉♦voorbeelden:die Weisheit nicht mit Löffeln gegessen haben • het buskruit niet uitgevonden hebbenmit einem silbernen, goldenen Löffel im Mund geboren sein • met een zilveren lepel in de mond geboren zijnjemandem eins, ein paar hinter die Löffel hauen • iemand een draai om zijn oren gevenschreib dir das hinter die Löffel! • knoop dat goed in je oren! -
16 Ohr
〈o.; Ohr(e)s, Ohren〉♦voorbeelden:lange Ohren machen • de oren spitsenganz Ohr sein • een en al oor zijndie Ohren steif halten • de moed erin houdenauf einem Ohr taub • aan één oor doofjemanden bei den Ohren nehmen • iemand flink waarschuwenjemandem eins hinter die Ohren geben • iemand een draai om de oren geven〈 informeel〉 schreib es dir hinter die Ohren! • knoop dat in je oren!die Melodie geht leicht ins Ohr • de melodie ligt gemakkelijk in het gehoorjemandem etwas ins Ohr sagen • iemand iets toefluisterenbis über die Ohren in Schulden stecken • tot over zijn oren in de schuld zittenjemanden übers Ohr hauen • iemand afzetten, oplichtensich eine Nacht um die Ohren schlagen • de hele nacht niet slapenviel um die Ohren haben • veel te doen hebbenes ist mir zu Ohren gekommen • het is me ter ore gekomen -
17 Tür
〈v.; Tür, Türen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 überall offene Türen finden • overal (gretig) gehoor vinden, overal welkom zijn〈 informeel〉 ach, du kriegst die Tür nicht zu! • goeie genade!, lieve hemel!Tür zu! • (de) deur dicht!an die Tür gehen • naar de deur gaan, lopenaus der Tür treten • de deur uitkomenbei, hinter verschlossenen Türen • achter gesloten deurendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenvor die Tür gehen • buitenkomen, naar buiten gaannicht vor die Tür kommen • het huis niet uitkomenjemanden vor die Tür setzen 〈 ook figuurlijk〉 • iemand de deur uitzetten, iemand eruit gooienden Kopf zur Tür (herein)stecken • het hoofd om de deur stekenjemanden zur Tür hinausbefördern, hinauswerfen • iemand eruit gooien, buitengooien〈 informeel〉 zwischen Tür und Angel • inderhaast, in de gauwigheid -
18 aufdrehen
-
19 aufsperren
aufsperren -
20 die Ohren aufmachen
Страницы
- 1
- 2