-
1 Handlangerdienst
-
2 Seele
Seele〈v.; Seele, Seelen〉♦voorbeelden:1 die arme Seele! • de stakker(d)!die, seine Seele aushauchen • ter ziele gaannun hat die arme, liebe Seele Ruh! • nu is hij, zij eindelijk tevreden!〈 figuurlijk〉 keine (lebende, lebendige, menschliche) Seele • geen kip, stervelingjemandem etwas auf die Seele binden • iemand iets op het hart drukkendas Geheimnis brennt mir auf der Seele • het geheim brandt op mijn zieles brennt mir auf der Seele • ik brand van verlangenjemandem auf der Seele knien • iemand op zijn knieën smekenaus ganzer, tiefster, voller Seele • uit de grond van mijn, zijn hart 〈 ook pejoratief〉; hartgrondig, van ganser hartedu hast mir aus der Seele gesprochen, geredet • je hebt naar mijn hart gesprokenjemandem die Seele aus dem Leib fragen • iemand het hemd van het lijf vragenjemandem die Seele aus dem Leib prügeln • iemand flink op zijn ziel gevenmit ganzer Seele • met hart en zieleine Seele von Mensch • een brave ziel, een goed, edel mensdas musste ich mir mal von der Seele reden, schreiben • dat moest me eens van het hart¶ 〈 spreekwoord〉 Essen und Trinken hält Leib und Seele zusammen • ±iop een volle buik staat een vrolijk hoofd/i -
3 Sold
-
4 gefälligst
-
5 Tür
〈v.; Tür, Türen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 überall offene Türen finden • overal (gretig) gehoor vinden, overal welkom zijn〈 informeel〉 ach, du kriegst die Tür nicht zu! • goeie genade!, lieve hemel!Tür zu! • (de) deur dicht!an die Tür gehen • naar de deur gaan, lopenaus der Tür treten • de deur uitkomenbei, hinter verschlossenen Türen • achter gesloten deurendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenvor die Tür gehen • buitenkomen, naar buiten gaannicht vor die Tür kommen • het huis niet uitkomenjemanden vor die Tür setzen 〈 ook figuurlijk〉 • iemand de deur uitzetten, iemand eruit gooienden Kopf zur Tür (herein)stecken • het hoofd om de deur stekenjemanden zur Tür hinausbefördern, hinauswerfen • iemand eruit gooien, buitengooien〈 informeel〉 zwischen Tür und Angel • inderhaast, in de gauwigheid -
6 Horde
Horde〈v.; Horde, Horden〉 -
7 Teutone
-
8 Nest
-
9 Tour
〈v.; Tour, Touren〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 jemanden auf Touren bringen • (a) iemand op dreef, gang brengen; (b) iemand kwaad maken〈 informeel〉 auf Tour gehen • een tocht ondernemen, gaan toerenauf vollen, höchsten Touren laufen 〈ook informeel; figuurlijk〉 • op volle toeren draaien, werken3 immer die alte, dieselbe Tour! • steeds weer dezelfde oude truc, het oude liedje!seine krummen Touren • zijn louche, slinkse zaakjes, strekendie Tour zieht bei mir nicht! • die vlieger gaat bij mij niet op! -
10 belehren
belehren1 onderrichten, leren ⇒ onderwijzen2 inlichten, op de hoogte brengen ⇒ informeren, voorlichten, instrueren♦voorbeelden:du lässt dich einfach nicht belehren! • je wilt ook niets (van mij) aannemen! -
11 Bruder
Bruder〈m.; Bruders, Brüder〉2 broeder, kameraad, medemens♦voorbeelden:mein leiblicher Bruder • mijn eigen broer3 gleiche Brüder, gleiche Kappen • gelijke monniken, gelijke kappen〈 verouderd〉 Bruder Lustig • vrolijke klant, Fransein übler Bruder • een valse broeder〈informeel; pejoratief〉 ein warmer Bruder • een flikker, homo -
12 Erbschleicher
-
13 Firlefanz
-
14 Geburt
Geburt〈v.; Geburt, Geburten〉♦voorbeelden:nach, vor Christi Geburt • na, vóór Christusvon Geburt (an) taub • doofgeboren2 von niedriger Geburt • van geringe afkomst, lage komaf -
15 Geschöpf
Geschöpf〈o.; Geschöpf(e)s, Geschöpfe〉♦voorbeelden:1 ein reizendes, süßes Geschöpf • een leuk kind, meisje -
16 Herde
Herde〈v.; Herde, Herden〉♦voorbeelden: -
17 Lärvchen
-
18 Person
Person〈v.; Person, Personen〉♦voorbeelden:eine zweifelhafte Person • een twijfelachtig individuer nimmt seine Person viel zu wichtig • hij vindt zichzelf veel te belangrijkich für meine Person • wat mij betreftsie ist die Geduld in Person • ze is de geduldigheid in persoon -
19 Treiber
Treiber〈m.; Treibers, Treiber〉 -
20 breit
2 breedvoerig, uitvoerig ⇒ breedsprakig♦voorbeelden:1 breit gefächert • veelzijdig, ruim, wijdvertaktsich breit machen • (a) veel plaats innemen, zich installeren; (b) gewichtig, dik doen • (c) zich doen gelden, om zich heen grijpen; 〈 (d) pejoratief〉intrekken, komen wonen¶ eine breite Aussprache • een breedgerekte, platte uitspraak
- 1
- 2