-
41 trafic
trafic [traafiek]〈m.〉1 〈 pejoratief〉(illegale, verboden, zwarte) handel ⇒ gesjacher, smokkel♦voorbeelden:faire trafic de • verkopen¶ 〈 juridisch〉 trafic d'influence • (het) aannemen van steekpenningen 〈 van mensen in overheidsdienst〉m1) verkeer -
42 béat
béat [bee.aa]♦voorbeelden: -
43 bien-pensant
-
44 binoclard
-
45 boche
boche [bosĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉 〈 informeel, pejoratief〉1 moffen- ⇒ van een mof, van de moffen♦voorbeelden: -
46 bourgeois
bourgeois [boerzĵwaa],bourgeoise [boerzĵwaaz]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 burger ⇒ iemand uit de middenklasse, iemand uit de burgerij2 burger♦voorbeelden:1 cuisine bourgeoise • goede burgerpot, -kostmaison bourgeoise • herenhuismilieux bourgeois • burgerlijke kringenquartier bourgeois • deftige buurtgrand bourgeois • gegoed burgerpetit bourgeois • burgermanépater le bourgeois • de nette burgerman ergernis geven -
47 boutiquier
boutiquier [boetiekjee],boutiquière [boetiekjer]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉 〈 vaak pejoratief〉♦voorbeelden: -
48 cabotin
cabotin [kaabottẽ],cabotine [kaabottien]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 〈 pejoratief〉flutacteur, -trice♦voorbeelden: -
49 chouette
-
50 combinard
combinard [kõbienaar]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉 〈 informeel, pejoratief〉1 link ⇒ leep, slim♦voorbeelden: -
51 conne
-
52 cuistre
cuistre [kŵiestr]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel, pejoratief〉1 betweter ⇒ schoolmeester, kwast♦voorbeelden: -
53 doctrinaire
doctrinaire [doktriener]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 dogmatisch ⇒ (te) streng, leerstellig, doctrinair♦voorbeelden: -
54 doucereux
-
55 esthète
esthète [estet]〈m. & v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden: -
56 *hauteur
*hauteur ['ootur]〈v.〉3 hooggelegen terrein ⇒ heuvel, berg♦voorbeelden:la hauteur du soleil • de stand van de zonl'avion perd de la hauteur • het vliegtuig verliest hoogteprendre de la hauteur • opstijgensauter en hauteur • hoogspringenà la hauteur de • op het niveau vanêtre à la hauteur de la situation • tegen de situatie opgewassen zijnil n'est pas à la hauteur • hij is niet voor zijn taak berekend4 hauteur de vues • ruime blik, diep inzicht, hoge idealenélever qc. à la hauteur d'une institution • iets tot een gevestigde instelling maken -
57 jésuite
-
58 juif
juif [zĵŵief]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 jood, jodin♦voorbeelden:le peuple juif • het joodse volkle Juif errant • de Wandelende Jood -
59 moricaud
-
60 patriotard
patriotard [paatrie.ottaar],patriotarde [paatrie.ottaard]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉 〈 informeel, pejoratief〉♦voorbeelden:
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
ook+pejoratief
Страницы