-
1 ongegeneerd
1 [zonder gêne] unashamed2 [erg, ruw] relentless, unabashed♦voorbeelden:1 ongegeneerd met de benen wijd zitten • unashamedly/brazenly sit with one's legs apartiemand ongegeneerd de waarheid zeggen • tell someone the plain truth -
2 ongegeneerd
♦voorbeelden: -
3 ongegeneerd
бесцеремонный; беспардонный; развязный* * *прил.общ. бесцеремонный, непринуждённый -
4 ongegeneerd
adj. abandoned--------adv. jauntily -
5 ongegeneerd
1. bn 2. bw -
6 ongegeneerd met de benen wijd zitten
ongegeneerd met de benen wijd zittenunashamedly/brazenly sit with one's legs apartVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ongegeneerd met de benen wijd zitten
-
7 een ongegeneerd pak slaag
een ongegeneerd pak slaagVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een ongegeneerd pak slaag
-
8 iemand ongegeneerd de waarheid zeggen
iemand ongegeneerd de waarheid zeggenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand ongegeneerd de waarheid zeggen
-
9 развязный
ongegeneerd -
10 débraillé
débraillé [deebraajee]1 slonzig ⇒ slordig, slobberig2 ongegeneerd ⇒ ongemanierd, al te vrijadj2) ongegeneerd, ongemanierd -
11 бесцеремонный
familiaar, ongegeneerd -
12 бесцеремонный
adjgener. ongegeneerd, brusk, bruusk, familiaar, onhebbelijk -
13 непринуждённый
adjgener. vrijgevochten, los, ongedwongen, ongegeneerd, ongezocht, gemakkelijk, onbedwongen, onbevangen, ongekunsteld, ongemaakt, vlot -
14 unabashed
-
15 cavalier
cavalier1 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]〈m., v.〉1 ruiter, amazone ⇒ paardrijder, -rijdster2 heer, dame ⇒ (dans)partner♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk, informeel〉 faire cavalier seul • op eigen houtje handelen, zich als eenling opstellen————————cavalier2 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]1 brutaal ⇒ ongegeneerd, vrijpostig, ongemanierd♦voorbeelden:1. m (f - cavalière)1) ruiter/amazone3) paard [schaken]4) cavalerist2. = cavalière; adj1) brutaal, ongemanierd, vrijpostig2) ruiter- -
16 désinvolte
désinvolte [deezẽvolt]1 ongedwongen ⇒ op zijn gemak, vrij2 ongegeneerd ⇒ beledigend, te vrij, nonchalantadj1) ongedwongen, vrij2) beledigend, nonchalant -
17 sans-gêne
sans-gêne [sãzĵen]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:1 le sans-gêne • de ongegeneerdheid, ongemanierdheidm -
18 déluré
déluré [deeluuree]1 gewiekst ⇒ wakker, uitgeslapen -
19 dessaler
dessaler [deesaalee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontzouten ⇒ minder zout maken, het zout onttrekken aan♦voorbeelden: -
20 leste
- 1
- 2