-
1 свергать
omverwerpen, afzetten, ten val brengen -
2 be overthrown
omverwerpen,vallen (bestuur,parlement) -
3 overthrow a government
omverwerpen van een regering -
4 upset
adj. van streek--------n. omverwerpen; ruzie; verstoring--------v. omverwerpen; in de war sturen; van streek makenupset1[ upset] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 omverwerping ⇒ verstoring, totale ommekeer2 ontsteltenis ⇒ (bron van) ellende, (emotionele) schok4 〈 sport〉verrassende nederlaag/wending♦voorbeelden:————————upset2[ upset]♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 van streek ⇒ overstuur, geërgerd————————upset3[ upset]1 omkantelen ⇒ omslaan, omvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omstoten ⇒ omverwerpen, omgooien3 in de war sturen ⇒ verstoren, van zijn stuk brengen♦voorbeelden:3 a very upsetting experience • een heel nare/onplezierige ervaringit upset me greatly • ik ben er erg van geschrokken -
5 subvert
-
6 topple
v. omvallen; sterk dalen (v. koers enz.); doen omvallen, omverwerpen[ topl]♦voorbeelden:topple from power • ten val komen/gebracht wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 renverser
renverser [rãversee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ ne pas renverser! • deze kant boven!→ vapeur1. v2) omkeren3) omgooien4) omverwerpen2. se renverserv1) omvallen, omslaan -
8 опрокидывать
omgooien, omwerpen, omverwerpen -
9 опрокинуть
omgooien, omwerpen, omverwerpen -
10 сваливать
omgooien, omverwerpen ; op een hoop gooien -
11 свалить
omgooien, omverwerpen ; op een hoop gooien -
12 ниспровергать
vgener. omverwerpen -
13 опрокидывать
v -
14 разрушать
v1) gener. (планы) verknallen, bederven (планы), aantasten, afbreken, in (iets) omhakken, omhalen, op (iets) omhakken, ruïneren, teisteren, vernielen, verstoren, verwoesten2) liter. omvergooien (планы и т.п.), omverwerpen (планы), torpederen (планы) -
15 сбрасывать
v -
16 свергать
vgener. omvergooien, afstotelijk, afstoten, omstorten, omverwerpen, storten -
17 bring down
neerhalen, neerschieten; ten val brengen; verlagenbring down♦voorbeelden:¶ bring down something on someone • iemand iets aandoen, iemand met iets opschepen -
18 demolish
-
19 overbear an argument
-
20 overbear
v. overwinnen; beheersen; doen gehoorzamenoverbear1 doen zwichten ⇒ overwinnen, tot toegeven dwingen♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2