-
1 Tiefstrahler
-
2 abspringen
abspringen1 af-, los-, wegspringen2 afspringen, omlaag springen3 afspringen ⇒ afstuiten, afschampen♦voorbeelden:3 der Ball springt von der Latte ab • de bal springt, stuit van de lat af -
3 herab
herab♦voorbeelden: -
4 herabbeugen
herabbeugen1 omlaag-, neerbuigen -
5 herabschießen
-
6 herabsinken
-
7 hernieder
-
8 herunter
herunter1 (naar) beneden ⇒ omlaag, neer, af♦voorbeelden:er kam vom Berg herunter • hij daalde de berg af -
9 herunternehmen
herunternehmen -
10 hinab
-
11 hinunter
-
12 jäh
-
13 nach unten
nach unten -
14 nieder
-
15 unten
unten♦voorbeelden:unten stehend, erwähnt • onderaan vermeld, onderstaandunten herum • onderlangsweiter unten • lager, verderopunten am Tisch • aan het ondereind(e) van de tafelnach unten hin, zu • naar onderen, beneden (toe)alles von unten nach oben kehren • alles ondersteboven halen¶ bei jemandem unten durch sein • er bij iemand uit liggen, het bij iemand verbruid hebben〈 informeel〉 ich wusste kaum noch, was unten und was oben war • ik wist nauwelijks nog wat voor en achter was -
16 unterwärts
-
17 wallen
-
18 wallendes Haar
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский