-
1 erst
erst1〈 bijwoord〉1 〈 bijwoord van tijd〉het eerst, eerst2 〈 bijwoord van tijd〉eerst, pas, niet eerder dan3 〈 bijwoord van wijze〉pas, maar, niet meer dan4 〈 bijwoord van wijze〉dan vooral, dan wel, dan♦voorbeelden:1 wäre ich doch erst zu Hause! • was ik maar vast thuis!4 so geht es erst recht nicht! • zo gaat het juist helemaal niet!————————erst2〈 telwoord〉♦voorbeelden:der erste Beste • de eerste de bestefürs Erste • voorlopigzum Ersten (des Monats) kündigen • met ingang van de eerste (van de maand) opzeggenals Erstes • ten eerste, op de eerste plaats -
2 hierauf
hierauf -
3 dran
dran11 daar-, eraan♦voorbeelden:an dem Gerücht ist was (Wahres) dran • van dat gerucht is iets waarich weiß wie ich mit ihm dran bin • ik weet waar ik met hem aan toe benich bin gut mit ihm dran • ik kan goed met hem opschietenan dem Mädchen ist nichts dran • dat meisje is niet veel bijzondersda war alles dran! • dat was dik voor mekaar!————————dran2→ link=daran daran/link -
4 drauf
drauf1→ link=darauf darauf/link————————drauf21 daar-, erop♦voorbeelden:er hatte 160 Kilometer drauf • hij reed 160er hat nichts drauf • hij stelt niet veel voorgut, schlecht drauf sein • een goede, slechte bui hebbendrauf und dran sein • op het punt staan -
5 drin
drin11 er-, daarin ⇒ (er) binnen♦voorbeelden:mehr ist nicht drin • meer zit er niet indieser Preis ist bei mir nicht drin • die prijs is mij te hoog————————drin2→ link=darin darin/link -
6 drum
drum11 daar-, erom(heen)♦voorbeelden:mit allem, was drum und dran ist, hängt • met alles wat er bij hoortdas ganze Drum und Dran • het hele gedoe————————drum2→ link=darum darum/link -
7 drunter
-
8 drüber
-
9 ebendahin
ebendahin -
10 hier
♦voorbeelden:hier bleiben • hier blijvenvon hier ab • vanaf dit puntich bin nicht von hier • ik ben hier niet geboren〈 informeel〉 du bist wohl nicht von hier! • je bent niet goed wijs! -
11 hierbei
hierbei3 〈 figuurlijk〉hier-, daarbij -
12 hin
♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 er ist hin • (a) hij is erheen, er naar toe; (b) hij is op, doodmoe • (c) hij is dood, hij is er geweestan der Mauer hin • langs de muurnach außen hin wirkt er ruhig • uiterlijk maakt hij een rustige indruknach allen Seiten hin • naar alle kantenvor sich hin starren • voor zich uit zitten te starenhin und her • heen en weerhin und her überlegen • wikken en wegendas reicht nicht hin und nicht her • dat is op geen stukken na voldoendeBruder hin, Bruder her • ook al is ie m'n broerdas Hin und Her der Kunden • het komen en gaan van de klantennach langem Hin und Her • na lang wikken en wegendas ist hin wie her • dat maakt niets uithin und wider • over en weer2 es ist noch ein paar Tage hin, bis … • het duurt nog een paar dagen, voordat …auf die Zukunft hin • met het oog op de toekomstauf die Gefahr hin • op het gevaar afauf seinen Rat hin • afgaande op zijn advieszum Herbst hin • tegen het najaarhin und wieder • zo nu en dandie Vase ist hin • de vaas is stuk -
13 hindurch
hindurch♦voorbeelden: -
14 hinein
hinein♦voorbeelden:hinein mit euch! • naar binnen jullie! -
15 hintereinander
hintereinander -
16 irgend
irgend1〈 bijwoord〉2 ook maar, dan ook♦voorbeelden:2 wer irgend, was irgend • wie, wat ook maarwann irgend, wo irgend • wanneer, waar dan ook————————irgend2〈 bijwoord〉 〈 oude spelling〉→ link=irgendetwas, irgendjemandirgendetwas, irgendjemand/link -
17 je
je1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:je zwei und zwei • twee aan tweezu je 6 Personen • telkens voor 6 personen¶ seit (eh und) je • vanouds, van oudsher————————je2♦voorbeelden:————————je3〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:————————je4〈 voegwoord〉1 hoe … (hoe, des te)♦voorbeelden:1 je länger, je lieber • hoe langer, hoe liever————————je5〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:1 o je! • o jee(tje)!, jeetje! -
18 mal
2 〈 bijwoord van wijze〉maal, vermenigvuldigd met♦voorbeelden:1 wenn das mal gut geht! • als dat maar goed afloopt! -
19 rein
rein1♦voorbeelden:etwas ins Reine bringen • iets in het reine brengen, in orde makenetwas ins Reine schreiben • iets in het net schrijven2 eine reine Haut • een gave, frisse huidrein Schiff • schoon schiprein(e) machen • schoonmaken〈informeel; figuurlijk〉 rein waschen • goed-, schoonpratenreine Theorie • alleen maar theoriedie reine Wahrheit • de zuivere waarheid————————rein2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:das geht dich rein gar nichts an • dat gaat je geen barst aan————————rein3→ link=herein; hineinherein; hinein/link -
20 sanft
♦voorbeelden:eine sanfte Steigung • een lichte, flauwe helling
См. также в других словарях:
Beiwort — Bei|wort 〈n. 12u; Gramm.〉 = Adjektiv * * * Bei|wort, das; [e]s, Beiwörter: a) [1619 bei Helvicus nach niederl. bijwoord; mhd. bīwort = Adverb; daneben mhd., ahd. bīwort = Gleichnisrede, Sprichwort] (Sprachwiss. selten) Adjektiv; b) beschreibendes … Universal-Lexikon
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia