-
1 *hisser
*hisser ['iesee]1 zich op-, omhooghijsen♦voorbeelden: -
2 aufziehen
aufziehen♦voorbeelden:2 Gewitter, Nebel zieht auf • onweer, mist komt op(zetten)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op-, omhoogtrekken ⇒ overeind trekken2 opentrekken ⇒ uit-, loshalen6 op-, vastplakken ⇒ bevestigen♦voorbeelden:eine Fahne aufziehen • een vlag hijseneine Spritze aufziehen • een injectiespuit vullen -
3 heraufziehen
-
4 hochziehen
hochziehen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omhoogtrekken ⇒ optrekken, ophalen♦voorbeelden:eine Wand hochziehen • een muur optrekken
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский